Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24305/SGA, 23 november 2021, schorsing
Uitspraakdatum:23-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

Nummer          21/24305/SGA           

 

Betreft [verzoeker]

Datum 23 november 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 18 november 2021 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoekers raadsman, mr. H. Külcü, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de bestreden beslissing van 18 november 2021 blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is aangemerkt. Hierbij is onder andere benoemd dat verzoeker niet meer deelneemt aan de arbeid. Verzoeker zou een gesprek voeren met zijn werkmeesters over het te veel prikkels ervaren tijdens de arbeid, maar hij is dat gesprek niet aangegaan en heeft besloten niet meer deel te nemen aan de arbeid. Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging te maken waarbij het ongewenste gedrag wordt afgezet tegen het gewenste (ofwel het positieve) gedrag van verzoeker. De voorzitter overweegt dat in de bestreden beslissing wel wordt benoemd dat de directeur het gewenste gedrag heeft meegenomen maar het gewenste gedrag van verzoeker niet wordt genoemd. In het degradatiebesluit is onder punt 2.1. de weergave van de onderdelen van het gewenste gedrag geheel leeg gebleven. Nu het gewenste gedrag in zijn geheel niet wordt benoemd is het de voorzitter onvoldoende gebleken dat het gewenste gedrag van verzoeker heeft meegewogen in de door de directeur gemaakte belangenafweging. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoet de door de directeur gemaakte belangenafweging dan ook niet aan de daaraan gestelde motiveringseisen. Nu de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd is de beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 23 november 2021 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven