Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0064/SGB, 14 januari 2008, schorsing
Uitspraakdatum:14-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/64/SGB

Betreft: [klager] datum: 14 januari 2008

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.A. Franken, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Oost (penitentiair ziekenhuis) te Den Haag.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris om het EBI-regime ten aanzien van verzoeker te laten
continueren.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het beroepschrift d.d. 8 januari 2008, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris d.d. 10 januari 2008.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Namens verzoeker is aangevoerd dat de beroepscommissie op 20 december 2007 (kenmerk 07/2962/GB) het beroep van klager gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris tot verlenging van zijn verblijf als preventief gehechte in de EBI Nieuw
Vosseveld te Vught gegrond heeft verklaard en de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van de uitspraak van de beroepscommissie. Tot op heden is aan deze uitspraak geen gevolg
gegeven. Het verzuim om tijdig een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie moet worden opgevat als een beslissing om het EBI-regime te continueren. Die beslissing is onrechtmatig en – gelet op de
overwegingen
van de beroepscommissie – bovendien onbegrijpelijk en niet toereikend gemotiveerd. Het gevolg hiervan is dat verzoeker nog steeds in het EBI-regime verblijft. Op de voet van artikel 66 Pbw wordt verzocht de tenuitvoerlegging van de beslissing van de
selectiefunctionaris te schorsen en daarmee het EBI-regime te beëindigen.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt het volgende naar voren. De Pbw kent niet de fictieve weigering. Primair: er is geen sprake van een beslissing van de selectiefunctionaris tot continuering van het EBI-regime. Verzoeker dient daarom
terzake van zijn verzoek niet ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair: daargelaten de vraag of het schorsingsverzoek en het beroep zijn gericht tegen een voor beroep vatbare beslissing van de selectiefunctionaris, is verzoeker niet gebaat bij een
enkele beslissing tot schorsing omdat dit niet kan leiden tot de door verzoeker gewenste situatie, namelijk beëindiging van het EBI-regime. Daarvoor zou tevens nodig zijn dat de voorzitter een beslissing neemt als bedoeld in artikel 68, derde lid, Pbw.
Die bevoegdheid komt de voorzitter in het kader van het schorsingsverzoek niet toe. Zie voor een vergelijkbaar geval 07/2372/STR. Omdat de aard van de bestreden beslissing zich gelet op het bovenstaande niet voor schorsing leent, dient het verzoek te
worden afgewezen. De selectiefunctionaris is thans doende de mogelijkheden te onderzoeken om verzoeker – met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie van 20 december 2007 – op veilige en overigens verantwoorde wijze te detineren. Daarbij
gaat het – gelet op de medische toestand van verzoeker en de omstandigheid dat verzoeker nog immer voldoet aan de criteria voor plaatsing op een EBI (zo oordeelt ook de beroepscommissie in haar uitspraak van 20 december 2007) – om een complexe
aangelegenheid die een zeer zorgvuldige afweging en de nodige voorbereiding vereist. De termijn die de beroepscommissie de selectiefunctionaris heeft gegund is daarvoor gewoonweg te kort gebleken. Dit heeft de selectiefunctionaris de beroepscommissie
op
3 januari 2007 daarom ook bericht. Naar verwachting zal de selectiefunctionaris uiterlijk 1 februari 2008 een beslissing kunnen nemen. Het in dit stadium beëindigen van het EBI-regime zou gelet op het bovenstaande onverantwoorde risico’s met zich
brengen voor de personele veiligheid, de maatschappelijke veiligheid en mogelijk ook voor de veiligheid van verzoeker zelf. Overigens wordt nog gemeld dat het revalidatieprogramma van verzoeker onder begeleiding van een therapeut is afgerond en
verzoeker inmiddels en op verzoek van artsen beschikt over een loopband.

2. De beoordeling
Daargelaten de vraag of het schorsingsverzoek en het beroep zijn gericht tegen een voor beroep vatbare beslissing van de selectiefunctionaris, welke vraag ter beoordeling aan de beroepscommissie wordt gelaten, overweegt de voorzitter het volgende.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of het als beslissing opgevatte verzuim van de selectiefunctionaris om binnen de door de beroepscommissie opgedragen termijn een nieuwe beslissing te nemen zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is
om
thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, gelet op de inlichtingen van de selectiefunctionaris, niet het geval. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris op 14 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven