Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1838/TB en 07/2610/TB, 7 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1838/TB en 07/2610/TB

betreft: [klager] datum: 7 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissingen van 10 juli 2007 en 18 september 2007 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.J. Kerdel, en namens de Minister, [...], de [...] en [...]
Wat betreft de beslissing van 18 september 2007 is klager en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld het beroepschrift schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
a. Afwijzing van het verzoek klager over te plaatsen naar de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (hierna: de Pompestichting);
b. Plaatsing van klager in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: de Van Mesdagkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 21 juni 1995 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 3 mei 1998 aangevangen. Van 30 oktober
1998 tot 27 februari 2003 heeft klager verbleven in de Pompestichting. Op 27 februari 2003 is klager geplaatst in FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden). Deze inrichting heeft klager op 11 november 2005 aangemeld voor plaatsing op
een
longstayafdeling. De Minister heeft op 24 januari 2006 beslist klager te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Klager is op 24 januari 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught (De Linge). De
beroepscommissie uit de Raad heeft het hiertegen gerichte beroep bij uitspraak van 30 mei 2006 met nummer 06/206/TB gegrond verklaard vanwege het verzuim van de Minister om de in beroep relevante stukken toe te sturen. Bij beslissing van 29 juni 2006
heeft de Minister andermaal besloten tot plaatsing van klager in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Klager heeft tegen deze nieuwe beslissing beroep ingesteld. Op 20 februari 2007 heeft de Minister besloten tot een onderzoek door twee
onafhankelijke deskundigen voorafgaande aan een herbeoordeling van de longstay-indicatie door de LAP. Op basis van de rapportages van dit onderzoek heeft de Minister op 13 juni 2007 besloten de longstay-status op te heffen en klager terug te plaatsen
naar De Kijvelanden. In een brief van 17 juli 2007 heeft De Kijvelanden in reactie op de terugplaatsing van klager naar De Kijvelanden de Minister bericht niet mee te zullen werken aan een nieuwe poging tot resocialisatie van klager. De
beroepscommissie
uit de Raad heeft het beroep van klager tegen de beslissing van 29 juni 2006 in haar uitspraak van 3 juli 2007 met nummer 06/1743/TB gegrond verklaard. Klager heeft op 25 juni 2007 verzocht om ruiling dan wel overplaatsing naar de Pompestichting. De
Minister heeft dit verzoek per brief van 10 juli 2007 afgewezen.
Op 18 september 2007 heeft de Minister besloten tot plaatsing van klager in de Van Mesdagkliniek.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoek tot ruiling dan wel overplaatsing naar de Pompestichting. Klager kan zich tevens niet vinden in zijn plaatsing in de Van Mesdagkliniek. De beslissingen zijn onzorgvuldig voorbereid en er
heeft geen zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden. Aan de beslissingen kleeft een motiveringsgebrek, immers de beslissingen worden niet gedragen door de feiten.
Klager heeft een niet onbegrijpelijke zorg dat De Kijvelanden niet objectief tegenover hem zal staan in verband met een nieuw te starten behandeling en resocialisatie. De Kijvelanden wil klager helemaal niet hebben. Klager meent er belang bij te hebben
de zaak reeds thans in beroep aan de orde te stellen omdat lange tijd is verstreken sinds klagers onterechte plaatsing in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Verder is er een lange wachtlijst voor opname in De Kijvelanden. Ten slotte kennen
de
procedures bij de beroepscommissie een lange doorlooptijd.
In de rapportages van de onafhankelijke rapporteurs [...] en [...] worden een aantal randvoorwaarden gesteld voor een succesvolle resocialisatie. Uit de rapportages komt naar voren dat een plaatsing in de Pompestichting de meeste kans op slagen heeft.
De rapporteurs wijzen erop dat vooral de verstoorde behandelrelatie in De Kijvelanden destijds heeft geleid tot de longstay aanvraag. De Minister heeft ten onrechte geen, althans onvoldoende waarde gehecht aan deze rapportages. Klager is voornemens een
hernieuwde resocialisatiepoging te doen slagen.
Klager heeft vijf jaar in de Pompestichting verbleven. Het ging goed met klager, maar door een vervelende kwestie met betrekking tot de financiën is hij overgeplaatst naar De Kijvelanden. Klager wil terug naar de Pompestichting. Daar kennen ze hem.
Klager verkeerde in een vergevorderd stadium van zijn resocialisatie.
Op 18 september 2007 heeft de Minister desondanks besloten klager te plaatsen in de Van Mesdagkliniek. Het lijkt erop dat de Minister helemaal niet onderzocht heeft of plaatsing in de Pompestichting mogelijk is. Daardoor is niet uitgesloten dat
overplaatsing naar de Pompestichting op korte termijn mogelijk was geweest. Klager vraagt zich af of uit een landelijk overleg met de inrichtingen kan worden afgeleid dat plaatsing in de Pompestichting geen optie is. Er had meer onderzoek moeten
plaatsvinden. Bovendien heeft de Minister miskend dat in het geval van klager sprake is van zodanig bijzondere en zwaarwegende omstandigheden, dat van het beleid van aselecte, spoedige plaatsing had moeten afgeweken.
Klagers vrouw is woonachtig in Tiel. Zij zal in het kader van de resocialisatie van klager een belangrijke rol spelen. Thans ontvangt klager zijn vrouw tweemaal per week. Voor haar zal het regelmatig reizen vanuit Tiel naar Groningen op ernstige
problemen stuiten als gevolg van haar financiële situatie. Regelmatig contact tussen klager en zijn vrouw is dan niet mogelijk. De plaatsing van klager in de Van Mesdagkliniek levert derhalve een inbreuk op van zijn recht op family life, zoals onder
andere bedoeld in artikel 8 EVRM. Bovendien is in strijd gehandeld met artikel 11, tweede lid, Bvt doordat bij de beslissingen niet de eisen zijn betrokken die de behandeling van klager stelt.

De Minister heeft de bestreden beslissingen als volgt toegelicht. De schriftelijke afwijzing van een verzoek tot overplaatsing dient te worden aangemerkt als een voor beroep vatbare beslissing. Klager kan in zijn beroep worden ontvangen. Het beleid is
dat patiënten worden teruggeplaatst naar de inrichting die de patiënt heeft aangemeld voor de longstay, indien (achteraf) blijkt dat de longstayaanvraag onterecht is geweest. Van de tbs-klinieken wordt een professionele opstelling verwacht. Patiënten
mogen er vanuit gaan dat zij na een heropname in de kliniek van herkomst terecht komen in een professionele behandelsetting alwaar een op de toekomst gerichte behandeling zal plaatsvinden. Van de patiënt wordt verwacht dat hij gemotiveerd aan deze
behandeling deel zal nemen. Mocht na een serieuze behandelpoging desondanks blijken dat de behandeling alsnog spaak loopt dan zou overplaatsing (ruiling) op dat moment overwogen kunnen worden. De kliniek of de patiënt zal hiertoe alsdan een gemotiveerd
verzoek moeten indienen.
Gegeven de buitengewone situatie – De Kijvelanden wil klager niet terugnemen – heeft de Minister besloten klager te plaatsen in de Van Mesdagkliniek. Klager zou langer moeten wachten voor een plaatsing in de Pompestichting. De omstandigheid dat de
rapporteurs wijzen naar de Pompestichting, hoeft niet tot een minder behandelresultaat te leiden. Het ontwikkelen van een goede relatie met het behandelteam en een voorspoedig resocialisatietraject kan ook bereikt worden in de Van Mesdagkliniek. Er is
niet onderzocht of de Pompestichting klager terug wil hebben. Van belang is een snelle herstart van de behandeling. De rapporteurs wijzen hier ook op. Klager zal hoogstwaarschijnlijk nog dit jaar in de Van Mesdagkliniek geplaatst worden. Deze casus is
besproken op het landelijk coördinatorenoverleg van de inrichtingen. De vertegenwoordiger van de Van Mesdagkliniek heeft aangegeven dat zij klager konden plaatsen. Klager dient eerst de behandeling te doorlopen alvorens resocialisatie in de omgeving
van
Nijmegen aan de orde kan zijn.
Hoewel een plaatsing in de regio van voorkeur begrijpelijk is, heeft de beroepscommissie in haar vaste rechtspraak overwogen dat indien in alle gevallen rekening zou moeten worden gehouden met regionale voorkeur van tbs-gestelden, dit zou leiden tot
vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting. In geval van klager is niet gebleken van een uit oogpunt van het belang van zijn behandeling zodanige sterke wenselijkheid van plaatsing in een bepaalde regio ten behoeve van zijn
bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren boven het belang van een spoedig vervolg van zijn behandeling.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis. De beroepscommissie hanteert als vaste
jurisprudentielijn dat het belang tbs-gestelden zo snel mogelijk te plaatsen opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen, in de regel zwaarder dient te wegen dan een eventuele regionale voorkeur.
In afwijking van deze vaste lijn is de beroepscommissie in onderhavige zaak van oordeel dat de Minister onvoldoende is nagegaan of een plaatsing in de Pompestichting binnen een redelijke termijn eveneens tot de mogelijkheden behoort, terwijl hiervoor
wel voldoende aanleiding bestaat. Met name in het rapport van [onafhankelijk rapporteur] van 31 mei 2007, die in opdracht van de Minister onder meer heeft onderzocht in welke setting de behandeling van klager kan worden voortgezet, wordt geadviseerd de
behandeling voort te zetten in de Pompestichting omdat klager in deze inrichting destijds zijn mogelijkheden om te functioneren buiten de inrichting in een vergevorderd stadium van de resocialisatie al eens aangetoond heeft. Gelet hierop is
onbegrijpelijk dat de Minister, zoals ter zitting van de beroepscommissie door de vertegenwoordiger van de Minister is toegelicht, in het geheel niet bij de Pompestichting is nagegaan of aldaar een mogelijkheid voor opname is. De beslissingen van de
Minister zijn derhalve op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen en kunnen om die reden niet in stand blijven. De beroepen dienen gegrond te worden verklaard en de Minister zal worden opgedragen op zo kort mogelijke termijn een nieuwe beslissing te
nemen
met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming boven op de tegemoetkoming die klager ontvangt op grond van de uitspraak van 30 mei 2006 met nummer 06/206/TB.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden beslissingen. Zij draagt de Minister op om op zo kort mogelijke termijn en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 7 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven