Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2070/GA en 07/2073/GA, 2 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2070/GA en 07/2073/GA

betreft: [klager] datum: 2 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften

ingediend door mr. C.L. Kranendonk, namens [...], verder te noemen klager

en van de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag te Hoorn

gericht tegen een uitspraak van 30 juli 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij het h.v.b. Zwaag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], locatie-directeur van het h.v.b. Zwaag. De beroepscommissie achtte zich onvoldoende voorgelicht om op de
beroepen te kunnen beslissen en heeft de behandeling van de beroepen aangehouden.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2007, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Pardijs, en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de gang van zaken bij klagers overbrenging naar de isoleerafdeling op 15 januari 2007.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van
€ 20,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Verwezen wordt naar de standpunten zoals weergegeven in 07/2070/GA en 07/2073/GA (tussenuitspraak). De beroepscommissie heeft naar aanleiding daarvan geoordeeld dat waar klager een consistent en gedetailleerd verhaal over de gang van zaken bij zijn
overbrenging van zijn cel naar de isoleercel heeft gegeven, van de directeur voldoende verslaglegging hieromtrent ontbrak. De mededeling dat er niets is gebeurd volstaat niet.
De beroepscommissie achtte het wenselijk dat de betrokken IBT-leden ieder voor zich schriftelijk zouden verklaren wat er op 15 januari 2007 bij de overbrenging van klager is gebeurd.

Op 26 november 2007 heeft de unit-directeur vijf verklaringen overgelegd van leden van het IBT-team.

Naar aanleiding hiervan heeft klager wederom aangegeven dat door leden van het IBT-team wel degelijk aan zijn geslachtsdelen is gevoeld en er twee vingers in zijn anus zijn gestoken. Er waren ook p.i.w.-ers bij betrokken, ook zij hadden gehoord moeten
worden. Tevens hangen er op diverse plaatsen in de inrichting camera’s. Op de opgenomen beelden moet te zien zijn wat de werkelijke toedracht is geweest.
Namens klager is aangevoerd dat er gedetailleerde verklaringen van klager voorliggen, terwijl er, ondanks herhaaldelijke verzoeken, nog steeds geen door iedere betrokken IBT-er persoonlijk opgestelde verklaring omtrent de toedracht is.
Het ging klager aanvankelijk om genoegdoening omtrent de bejegening. Door de hele gang van zaken tot nu toe is de zaak voor klager gevoelsmatig verergerd en meent hij een hogere tegemoetkoming toegekend te krijgen.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van de eerdere zitting en de gestelde vragen is door de locatiedirecteur een verslag opgemaakt, welk verslag door de betrokken IBT-leden is ondertekend. Daarmee is een bevestiging gegeven van de feitelijke gang van zaken. Al eerder was
mondeling aan de IBT-ers gevraagd of er bijzonderheden met betrekking tot de overbrenging te melden waren. Dat was niet het geval. Deze vooraf opgestelde en ondertekende verslagen worden dan ook toereikend geacht. Niet verwacht kan worden dat de
IBT-ers, die al eerder aangaven dat er geen bijzonderheden te melden waren, tot een inhoudelijk andersluidend verslag zouden komen.
Het is de unit-directeur niet bekend dat er verklaringen van aanwezige p.i.w.-ers zouden zijn. Overigens impliceert het feit dat klager een consistent verhaal heeft niet dat alles wat hij verklaart ook juist is. Met name de aantijging omtrent de anus
wordt hoog opgenomen.

3. De beoordeling
In het kader van een goede bejegening van gedetineerden hecht de RSJ en dus ook de beroepscommissie uit deze Raad aan een deugdelijke en concrete verantwoording van de gang van zaken en een duidelijke vastlegging daarvan. Dat geldt met name in geval er
ingrijpende bevoegdheden worden toegepast. Het beginsel krijgt bijzondere betekenis in een geval als het onderhavige waarin de beroepscommissie de eerdere behandeling van het beroep heeft aangehouden teneinde een dergelijke verantwoording te doen
opstellen.
In het onderhavige geval is niet aan de eisen van een deugdelijke en concrete verantwoording voldaan.
De beroepscommissie stelt allereerst vast dat eerst na lang aandringen vijf verklaringen van betrokken IBT-ers zijn overgelegd. Deze zijn identiek, afgezien van naam, datum en handtekening. Van een door de betrokkenen in eigen bewoordingen opgestelde
verklaring omtrent de toedracht, of er nu bijzonderheden te melden waren of niet, is in het geheel geen sprake. De, naar ter zitting bleek, door de directeur aan de secretaresse gedicteerde en later door IBT-ers ondertekende verklaringen doen geen
recht
aan het belang van de waarheidsvinding.
In de verklaringen is echter wel naar waarheid getekend voor de verklaring dat er geen sprake is geweest van het betasten van geslachtsdelen, noch van het voelen rond of in de anus. Deze vijf ontkennende verklaringen, ofschoon niet aan te merken als
persoonlijk opgestelde bevindingen, staan daarmee lijnrecht tegenover de enkele belastende verklaring van klager.
De beschuldigingen zijn hiermee onvoldoende komen vast te staan.
Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard.
Het beroep van klager tegen de toegekende tegemoetkoming wordt daarmee ongegrond verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 januari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven