Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2369/TA, 20 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2369/TA

betreft: [klager] datum: 20 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 augustus 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.O. Roosjen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet mogen beschikken over een personal computer (pc) op de eigen verblijfsruimte.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het betreffende verbod houdt geen verband met de orde en veiligheid in de inrichting als bedoeld in artikel 44, tweede lid, Bvt, aangezien dit verbod op grond van de afdelingsregels is opgelegd in het kader van observatie en diagnostiek. De
afdelingsregels zijn daarmee in strijd met artikel 44 Bvt. Ook is sprake van strijd met het in artikel 2 Bvt neergelegde beginsel van minimale beperkingen.
In alle redelijkheid kan ook niet worden geoordeeld dat de afdelingsregels deel uitmaken van de huisregels, nu uit de schriftelijke mededeling van de maandcommissaris van 18 december 2006 kan worden opgemaakt dat die afdelingsregels op dat moment nog
niet op schrift waren gesteld.
Verder acht klager het ook niet echt reëel om hem in het kader van diagnostiek en observatie beperkingen op te leggen. Hij is sinds 1998 terbeschikkinggesteld en verblijft sinds 2000 in verschillende tbs-inrichtingen. De inrichting doet niets met de
uit
observatie verkregen informatie. Het verbod werkt dan ook contraproductief omdat klager zich tegengewerkt voelt. Desondanks is hij voldoende op de afdeling aanwezig.
Klager heeft verder een zwaarwegend belang om een pc op zijn persoonlijke verblijfsruimte te mogen bezitten en gebruiken. Hij kan dan zijn privé-documenten veiliger bewaren en verliest minder informatie omdat hij die niet meer hoeft te transporteren
tussen verschillende pc’s. Ook is hij dan minder tijd kwijt aan het bewaren en actueel houden van informatie en kan hij sneller werken. Hij kan dan, ook tijdens de insluittijden, in alle rust aan privé-gevoelige zaken werken. Door het verbod wordt hij
ernstig beperkt in zijn mogelijkheden zich te verweren in beklag-, beroeps- en verlengingsprocedures. Ook zijn muzikale hobby leidt onder het verbod omdat hij daardoor onder meer zijn muziekteksten niet fatsoenlijk kan uitwerken. Verder kan hij door
het
verbod nog niet beginnen aan een HBO-opleiding.
Klager stelt een tussenoplossing voor, inhoudende dat hij een pc mag aanschaffen waarop hij alleen maar kan tekstverwerken en een back-up van bestanden kan maken op een cd of dvd. Zo’n computer kan makkelijk beveiligd worden waardoor alle andere
mogelijkheden uitgeschakeld worden. Klager wil zijn grote belang bij een pc op de eigen verblijfsruimte op zitting nader toelichten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager beschikt sinds zijn plaatsing op de instroomafdeling niet over een pc op zijn eigen verblijfsruimte op basis van de afdelingsregels. Deze zijn klager bekend.
Klager kan wel over de pc op de afdeling beschikken evenals, onder begeleiding, over pc’s op enkele andere plekken in de inrichting. Klager maakt daarvan ook gebruik. Het is begrijpelijk dat klager liever een pc op zijn kamer heeft, maar juist op de
instroomafdeling is dit niet wenselijk. Deze afdeling is vooral gericht op observatie en diagnostiek. In het kader daarvan is het wenselijk dat een patiënt zich niet veelvuldig terugtrekt. Klager geeft weinig tot geen gelegenheid tot contact of inzicht
in wat hem bezighoudt. Dit is onderwerp van gesprek met klager.
Het feit dat klager geen pc op de eigen kamer heeft, weerhoudt hem er niet van om diverse (beklag)procedures aan te gaan. Klager zegt dat hij in zijn procedurele belangen wordt geschaad, maar hij en zijn raadsman kunnen in procedures over dezelfde
informatie als andere belanghebbenden beschikken. Het gaat klager er in feite om dat hij gewoon een pc op zijn kamer wil en die niet krijgt omdat hij verblijft op een instroomafdeling met bepaalde regels.
De inrichting onderschrijft dan ook volledig de uitspraak van de beklagrechter.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht. Zij wijst klagers verzoek om een mondelinge behandeling van het beroep om die reden af.

Krachtens artikel 44, tweede lid, Bvt kan in de huisregels worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit bezit een gevaar kan opleveren voor:
a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, dan wel voor zover zich dit niet verdraagt met de aansprakelijkheid van het hoofd van de irichting voor de voorwerpen.

In de namens het hoofd van de inrichting aan de beklagrechter overgelegde afdelingsregels van de instroomafdeling Dollard, herziene versie juli 2006, is onder het kopje “Faciliteiten op verblijf”, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“De Instroom afdeling richt zich op observatie en diagnostiek en daartoe is het van belang dat u zo veel mogelijk in het zicht bent van de sociotherapie. Tevens moet de sociotherapie de veiligheid op de afdeling waarborgen. Daarom moeten zij u en uw
gedrag leren kennen. Veelvuldig terugtrekken in uw verblijf is dus niet wenselijk; de inrichting van uw verblijf is dan ook sober. (...) Na overleg met en toestemming van de sociotherapie kunt u het volgende aan electrische apparatuur op uw verblijf
hebben: (...). Dus niet: een (spel-)computer, een dvd-speler/dvd-recorder, een videorecorder, een cd-recorder, waterkoker.
Werkt u goed mee aan uw behandeling gedurende de periode dat u op deze afdeling verblijft, dan kunt u mogelijk op een vervolgafdeling (na overleg daar) meer faciliteiten verwerven.”.

Blijkens het bij de huisregels van de inrichting behorende Protocol computerapparatuur, audiovisuele- en communicatiemiddelen is het bezit en gebruik van een pc en andere gegevensdragers op de eigen verblijfsruimte niet toegestaan, tenzij het
behandelplan anders bepaalt.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen de hierboven genoemde afdelingsregels niet anders worden gezien dan als een nadere uitwerking van de huisregels van de inrichting, die ten tijde van het beklag specifiek voor de instroomafdeling Dollard
gelden. Aangezien blijkens die specifiek voor klagers afdeling geldende regels het bezit van een pc op de eigen verblijfsruimte niet is toegestaan, is sprake van een algemeen voor die afdeling geldende regel.
Tegen een dergelijk verbod staan in beginsel geen beklag en beroep open, tenzij er sprake zou zijn van strijd met hogere wet- of regelgeving.
Gesteld, maar niet gebleken is dat daarvan sprake is. Artikel 44, tweede lid, Bvt bepaalt immers expliciet dat het hoofd van de inrichting kan bepalen dat bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan
verboden is, ter bescherming van anderen tegen de gevaarlijkheid van een verpleegde dan wel ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Zoals in de afdelingsregels is vermeld, acht de inrichting verblijf van verpleegden buiten de kamer
noodzakelijk om zicht op de verpleegde en zijn gedrag te verkrijgen, niet alleen in het kader van observatie en diagnostiek, maar ook voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. De beklagcommissie en de beroepscommissie hebben op
grond van de Bvt geen bevoegdheid te oordelen over het beleid van de inrichting om verpleegden op een bepaalde afdeling, niet zijnde een afdeling voor intensieve zorg, te plaatsen. Evenmin zijn de beklagcommissie en de beroepscommissie wettelijk
bevoegd
te treden in een door de inrichting voorgestane behandeling van een verpleegde.

In het licht van het vorenoverwogene had klager niet in zijn beklag ontvangen mogen worden. De uitspraak van de beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. I.E. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven