Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3228/GV, 27 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3228/GV

betreft: [klager] datum: 27 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.G.M. Kral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 november 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Gesteld wordt dat er sprake is van een contra-indicatie. Daartegenover staat het feit dat er geen andere
beletselen zijn om verlof te verlenen. Nu klagers einddatum, 4 april 2008, steeds dichterbij komt is het in het kader van resocialisatie belangrijk dat klager de gelegenheid krijgt weer aan het leven buiten de inrichting te wennen. Met name het
aanhalen
van familiebanden is van belang. Ten opzichte van de weigering van de eerste verlofaanvraag is er sprake van gewijzigde omstandigheden. Die betreffen klagers medische situatie. Bijgevoegd is een brief van de inrichtingsarts. Met betrekking tot de
medische problematiek is om bemiddeling verzocht van de medisch adviseur. Het verlenen van verlof kan een opmaat zijn voor een adequate behandeling van klagers medische klachten. Klager is bereid zich aan alle voorwaarden, die aan verlofverlening
verbonden zullen worden, te houden ook als die inhouden dat het verlof in duur en bewegingsvrijheid beperkt zal zijn. Klager heeft aangegeven bereid te zijn een waarborgsom in depot te storten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening in verband met het ernstige vermoeden dat klager zich aan detentie zal onttrekken en in
verband met gevaar voor verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. De directeur heeft hierdoor onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het aangevraagde verlof. De eerste verlofaanvraag is afgewezen, omdat klager een
openstaande strafzaak had en omdat hij verdacht werd van het plegen van strafbare feiten tijdens een schorsing waarvan hij niet was teruggekeerd. De tweede verlofaanvraag is afgewezen omdat klager strafbare feiten heeft gepleegd tijdens zijn
ontvluchting. Hij is hiervoor door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Hierdoor is er geen vertrouwen in het verlenen van vrijheden aan klager nu hij heeft laten zien dat hij daar niet mee om kan gaan. De wijziging van
klagers situatie betreft medische gronden. Hiervoor is een ander (medisch) traject aangewezen.

De directeur van de gevangenis Grave heeft ten aanzien van de derde verlofaanvraag negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens oplichting. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van in totaal 22 maanden. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 mei 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is tijdens zijn huidige detentie niet teruggekeerd van een schorsing van zijn voorlopig hechtenis en heeft zich van 27 februari 2006 tot 3 juli 2006 aan detentie onttrokken. Tijdens deze periode heeft hij nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd,
waarvoor hij inmiddels veroordeeld is tot een gevangenisstraf van twee maanden. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag
in dit stadium van zijn detentie, rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk
verlaten
van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

07/3228/GV

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 december 2007

27 december 2007
secretaris voorzitter

Naar boven