Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1841/TA, 20 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1841/TA

betreft: [klager] datum: 20 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.E.J.P.M. Rutten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 juli 2007 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.E.J.P.M. Rutten. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten
weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft voor zover in beroep aan de orde:
a. toezicht op de post;
b. de maatregel van separatie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft bij het vertrek van de ex-medewerkster van de inrichting haar een aantal afscheidscadeaus willen aanbieden. Tot teleurstelling
van
klager heeft de ex-medewerkster deze cadeaus geweigerd. Klager heeft het adres van de ex-medewerkster op internet opgezocht en haar een brief geschreven waarin hij te kennen gaf het te betreuren dat zij geen cadeaus wilde aannemen. Deze brief is door
de
ex-medewerkster geretourneerd aan de inrichting. Aan klager is toen de maatregel van toezicht op het postverkeer en separatie opgelegd.
De ex-medewerkster heeft voor haar vertrek aan klager medegedeeld dat zij op de hoogte wenste te worden gehouden over de familierechterlijke procedure omtrent klagers dochter. Klager en de betreffende medewerkster hebben niet kunnen afspreken op welke
wijze hij haar op de hoogte zou houden. Klager heeft toen een brief geschreven. Klager betwist dat de ex-medewerkster aan hem te kennen heeft gegeven dat zij geen contact meer met hem wilde. Indien dat het geval was geweest dan had klager niet de
moeite
genomen om haar een brief te sturen. Pas nadat de brief van klager is getourneerd is klager door de inrichting op de hoogte gesteld van het feit dat de ex-medewerkster geen contact meer met hem wilde. Dat de brief achteraf als ongewenst wordt
bestempeld, kan klager niet worden toegerekend. Dat er sprake is geweest van enige commotie onder het personeel is niet gebleken.
Klager betwist dat hij de aandacht van de ex-medewerkster heeft geclaimd of op andere wijze stalkingsgedrag jegens haar heeft vertoond. Door de ex-medewerkster noch door de inrichting is hij op een dergelijk gedrag gewezen.
Omtrent het aanbieden van cadeaus van patiënten aan medewerkers van de inrichting is er geen eenduidig beleid. De door klager aangeboden cadeaus waren teveel van het goede. Indien klager zich dus had beperkt tot het aanbieden van één cadeau dan zou dit
mogelijk wel door de ex-medewerkster geaccepteerd zijn.
Zonder klager in de gelegenheid te stellen te reageren op de teruggezonden brief, is aan klager de maatregel van toezicht op de post en separatie opgelegd. Klager is ten onrechte drie dagen gesepareerd om de kamer en computer van klager te onderzoeken.
Het adres van de ex-medewerkster stond enkel in de agenda van klager. Binnen een paar uur had de kamer van klager onderzocht kunnen zijn. De separatiemaatregel is derhalve disproportioneel. Na de opgelegde maatregelen heeft klager geen enkel contact
met
de ex-medewerkster gezocht. Het hoofd van de inrichting verwijst naar een situatie van een jaar geleden. Het betrof een vriendschappelijke relatie die klager had met een mevrouw. Later is hierover gezegd dat het niets had te betekenen. Klager begrijpt
niet hoe men komt aan stalkingsgedrag van hem.

Het hoofd van de inrichting heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De separatie van woensdag 6 december 2006 om 9.30 uur tot vrijdag 8 december 2006 om 10.45 uur heeft niet onredelijk lang geduurd. De dag dat
klager werd gesepareerd bestond er enige commotie onder personeel, gezien klagers voorgeschiedenis van stalking en het feit dat privé- en persoonsgegevens in verband met de veiligheid van personeel immer verwijderd worden gehouden van patiënten. Ook
bestond er vrees dat klager zou uitageren bij het vernemen van het nieuws dat de betreffende ex-medewerkster zijn toenadering afwees. Uit klagers delictanalyse blijkt namelijk dat hij zeer streeft naar waardering door anderen en iedereen tevreden lijkt
te willen stellen en op zoek is naar harmonie. Wanneer dit beeld wordt gekrenkt, kan klager zeer geïrriteerd en impulsief reageren. Op het moment dat het teveel wordt, verliest klager de impulsbeheersing en kan hij ‘exploderen’ in ernstig geweld.
Teneinde verdere toenaderingspogingen van klager naar de ex-medewerkster toe te voorkomen, is klagers kamer en computer onderzocht. Dit onderzoek was voltooid in de ochtend van 8 december 2006, waarna de separatie direct is opgeheven. De maatregel
voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel, doordat een minder zware maatregel, kamerafzondering, niet mogelijk was. Tevens was de maatregel doelmatig, nu de medewerkers zich na deze twee dagen ervan hebben vergewist, dat klager niet uitageerde en de
kamer
en computer waren onderzocht.
De postmaatregel was strict noodzakelijk teneinde vergelijkbare situaties te voorkomen als het jaar daarvoor. Klager stuurde toen heimelijk brieven aan een vrouw terwijl dat verboden was en klager had toegezegd dat niet te zullen doen. De maatregel
heeft vier weken geduurd om vast te kunnen stellen dat klager de ex-medewerkster niet meer aan zou schrijven en zijn eventuele frustraties wellicht waren gezakt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat aan klager een maatregel van separatie en een maatregel van toezicht op de post van klager is opgelegd, omdat hij een brief heeft verstuurd aan een ex-medewerkster van de inrichting. Tevens staat vast dat klager het
privé-adres van de betreffende ex-medewerkster heeft opgezocht via internet. Klager heeft eerder aan de ex-medewerkster cadeaus aangeboden.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het hoofd van de inrichting heeft gelet op het gedrag van klager in redelijkheid kunnen besluiten tot het opleggen van de
maatregelen. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager het privé-adres zelf heeft opgezocht, terwijl, zoals uit de inlichtingen van de kliniek aannemelijk is geworden, de ex-medewerkster van de toenaderingspogingen van klager niet
gediend was. Gezien de noodzaak haar hiervan verder te vrijwaren, ook tegen de achtergrond van klagers stalking-gedrag in het verleden, was nader onderzoek, zoals dat heeft plaatsgevonden, gerechtvaardigd en niet disproportioneel. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven