nummer: 07/2009/TA
betreft: [klager] datum: 20 december 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 24 juli 2007 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Vught, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten
verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. schending privacy doordat de inrichting informatie heeft verstrekt aan een kennis van klager;
b. het verbod patiënten van andere afdelingen te bezoeken;
c. schending van het recht op arbeid doordat klager is geweigerd arbeid te verrichten.
De beklagcommissie heeft het beklag op de onderdelen a en c ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel b van zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft van de kennis vernomen dat hem is medegedeeld dat klager criminele activiteiten ontwikkelt die er onder andere in zouden bestaan
dat de kennis door klager zou worden afgeperst. Door contact op te nemen met de kennis, kan het niet anders zijn dan dat er informatie is verstrekt. Het hoofd van de inrichting heeft de privacy van klager geschonden.
De maatschappelijk werker heeft klager vantevoren geïnformeerd dat hij contact zou opnemen met de kennis van klager in verband met het geld dat deze kennis heeft overgemaakt naar de rekening van klager. De kliniek heeft de kennis gevraagd waar het geld
vandaan komt en of klager hem onder druk heeft gezet vanwege het geld. Klager heeft van de kennis begrepen dat hij op de gestelde vragen geen commentaar heeft gegeven. Klager kent de betreffende kennis al zo’n acht jaar. De kennis weet dat klager in de
Pompekliniek verblijft.
De weigering om medebewoners op een andere afdeling te kunnen bezoeken werd individueel bepaald. Er is geen sprake van een algemene voor alle patiënten geldende regel. Klager meent dat na afweging van alle in aanmerking komende belangen, het hoofd van
de inrichting niet tot de weigering had kunnen besluiten. Indien klager op bezoek wil bij iemand op de andere afdeling wordt er vantevoren gebeld of bezoek mogelijk is. Als dat zo is, kan klager onbegeleid er naar toe.
Klager is ten onrechte geweigerd om arbeid te verrichten op het moment dat hij uit de oranjefase kwam. Er zijn ten onrechte voorwaarden gesteld aan zijn terugkeer op de werkvloer. Daarmee is zijn recht op arbeid ingeperkt.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het hoofd van de inrichting verwijst naar het voor de beklagcommissie gevoerde verweer. Wat betreft de vermeende schending van
privacy
heeft de kennis aan de inrichting informatie verstrekt. Er is geen informatie over klager aan de kennis verstrekt. Er is derhalve geen sprake van schending van privacy.
Op de longstayafdeling te Vught bestaat voor patiënten niet de mogelijkheid zich in alle vrijheid naar andere afdelingen te begeven. Indien klager op bezoek wenst te gaan, is daar toestemming voor nodig van de behandelaars. Klager heeft tijdelijk (net
als andere patiënten) niet de afdelingen B en F kunnen bezoeken in verband met vermoedens van aanwezigheid van drugs op deze afdelingen.
Klager had zonder overleg besloten niet meer te gaan werken. Hierop is met klager afgesproken dat hij de werkzaamheden weer kon hervatten nadat hij een gesprek met zijn werkmeester had gehad. Dit gesprek had nog niet plaatsgevonden toen klager op 7
februari 2007 besloot zijn werkzaamheden te hervatten. Het aanbieden en uitbetalen van werkzaamheden binnen de kliniek is geen wettelijke verplichting. Klager is in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beklag.
3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting de beleidsvrijheid toekomt om bij incidenten informatie in te winnen over patiënten, voor zover de orde en/of de veiligheid in de inrichting hiermee gediend zijn. Wat betreft het geld
van een verpleegde, vloeit de bevoegdheid van het hoofd van de inrichting voort uit de beheersbevoegdheid van artikel 40, tweede lid van de Regeling verpleging ter beschikking gestelden.
Uit de stukken komt naar voren dat de inrichting contact heeft opgenomen met een kennis van klager omdat het vermoeden bestond dat deze kennis door klager onder druk zou worden gezet omtrent geld dat voor klager zou vrijkomen. Klager is van tevoren
door
de inrichting geïnformeerd dat contact met de kennis zou worden opgenomen.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het contact opnemen met de betreffende kennis, niet in strijd is met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in
Nederland geldend verdrag, noch, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk is aan te merken. Weliswaar is niet uit te sluiten dat daarbij de privacy van klager is geschonden, daarvoor waren echter afdoende
gronden. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
b.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
c.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Niet aannemelijk is geworden dat klager arbeid is geweigerd. Uit
het verslag van de arbeid blijkt immers dat klager nadat hij midden week 6 uit de oranje fase was gekomen, te kennen heeft gegeven niet te willen werken. In de weken 10 tot en met week 13 was klager ziek. Nadat klager zich beter heeft gemeld, is hem
arbeid aangeboden. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 december 2007
secretaris voorzitter