Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1788/TA, 20 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1788/TA

betreft: [klager] datum: 20 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 maart 2007 van de beklagcommissie bij F.P.C. Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], behandelcoördinator bij F.P.C. Veldzicht.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de inbeslagname van rookwaar;
b. de inbeslagname van goederen van klagers kamer;
c. het niet op kamer mogen hebben van alle privéspullen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager mag niet al zijn spullen op kamer hebben, omdat zijn kamer anders te vol zou zijn en te onoverzichtelijk. De beklagcommissie zegt ten
onrechte dat de inrichting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de goederen van klager van zijn kamer zijn gehaald in het belang van zijn gezondheid en gemoedstoestand. Klager heeft op andere afdelingen binnen de inrichting verbleven en heeft altijd
op zijn kamer over zijn spullen kunnen beschikken. Om onverklaarbare redenen is de inrichting tot voornoemde actie overgegaan. Klager werd niet onrustig door een volle kamer, maar juist doordat zijn goederen bij hem zijn weggehaald. Daar kan hij
psychisch niet tegen. De beklagcommissie is ten onrechte niet ingegaan op de inbeslagname van rookwaar. Klager is zo verslaafd aan roken, dat hij er onrustig van wordt als hij niet mag roken. Er is weliswaar sprake van één incident, maar hij is niet
met
een brandende sigaret in bed aangetroffen. Klager meent dat zijn rechten worden geschonden. Hij ervaart dat als pesterij van de inrichting. Klager mag niet al zijn kleding op zijn kamer hebben. Hij mag ’s-avonds niet op zijn kamer roken. Klager houdt
zich aan de regels. Hij heeft hiervoor gestudeerd. In de huisregels staat dat klager zijn spullen op zijn kamer mag hebben. Andere patiënten hebben wel hun kamer vol met spullen. Klager heeft al wat spullen terugontvangen, behalve cd’s, kleding en
cassettebandje. Klager beschikt over ongeveer 60 cd’s. Hiervan mag hij er 10 op zijn kamer hebben. Klager mag wel ruilen. Met wat inspanning kan klager structuur worden geboden bij het opbergen van alle cd’s. De raadsman van klager probeert structuur
aan te brengen in de klachten van klager. De huidige klachten van klager zijn serieus. De inrichting moet klager volwassener behandelen, dan zal het best goed gaan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klachten van klager zijn onderdeel van zijn pathologie. Klager verblijft op de longstayafdeling en is een egocentrische man
die
sterk gericht is op directe behoeftebevrediging. Klager is zeer snel gekrenkt. Hij houdt zich niet aan fatsoensregels. Klager heeft geen inzicht in zijn eigen gedrag en heeft veel structuur en ondersteuning nodig. De inrichting staat voor de vraag hoe
zij met het klaaggedrag van klager moet omgaan. De inrichting vindt het moeilijk om de klachten van klager serieus te nemen. Als de inrichting klager zijn zin geeft, zal dat tot meer problemen leiden. De inrichting kan hem de ruimte geven om te klagen,
maar dat leidt tot veel gedoe en is onwenselijk vanuit het oogpunt van de zorg. De inrichting verwacht dat toegeven aan klager tot meer afzonderingsbeslissingen zal leiden en mogelijk tot terugplaatsing naar een afdeling voor intensieve zorg.
Er is geen sprake van beslag omdat klager gewoon bij zijn spullen kan. Op 29 juli 2007 heeft klager een peuk in de prullebak gegooid en er wat water overheen gegooid. Klager mag na insluiting om 21.30 uur tot de volgende ochtend niet roken op zijn
kamer. Het rookbeleid in de inrichting is streng en geldt voor alle patiënten. Het aantal van 10 cd’s is in zekere zin willekeurig gekozen. Indien klager meer spullen op zijn kamer mag houden, zal hij er binnen korte tijd een puinhoop van maken in zijn
kamer.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat klager niet al zijn spullen op zijn kamer mag hebben. Een deel van zijn eigendommen is in een andere kamer opgeslagen. Tevens is vast komen te staan dat klager, indien hij dat wenst, deze spullen mag ruilen met de spullen die
hij in zijn kamer voorhanden heeft. De beroepscommissie is van oordeel dat tegen deze achtergrond niet gesproken kan worden van inbeslagneming zoals bedoeld in artikel 23, vierde lid, Bvt. Klager is niet het bezit van zijn goederen ontnomen. Het
voorhanden hebben van zijn spullen op zijn kamer is beperkt tot een maximum aantal en het staat klager vrij om desgewenst deze spullen te ruilen met zijn andere spullen, waar hij bij kan.

Gelet op de ter zitting door het hoofd van de inrichting gegeven toelichting acht de beroepscommissie het aannemelijk dat de orde en veiligheid in de inrichting, zoals bedoeld in artikel 44, derde lid, Bvt, zich ertegen verzet dat klager al zijn
spullen
op zijn kamer voorhanden mag hebben. De beroepscommissie gaat er hierbij van uit dat klager zijn spullen op zijn kamer op eenvoudige wijze kan ruilen met zijn andere spullen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de
beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Wat betreft het roken op de kamer, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting om klager het roken op de eigen kamer te beperken, niet onredelijk of onbillijk is. Gelet op de brandveiligheid in de inrichting, is
uiterste voorzichtigheid geboden. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven