Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0090/GB, 12 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/90/GB

Betreft: [klager] datum: 12 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C. Vingerling, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 januari 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Grave ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 17 april 2000 gedetineerd. Hij verbleef laatstelijk in de gevangenis Lelystad. Op 7 december 2006 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Grave en vervolgens op 25 juli 2007 overgeplaatst naar de gevangenis De Marwei te
Leeuwarden.

2.2. Bij uitspraak van 22 november 2007, met nummer 07/1409/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 10 mei 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis
Lelystad betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de duur van veertien dagen in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting wegens signalen omtrent betrokkenheid bij handel in contrabande en afpersing e.d. alsmede
wegens de dreiging die daar vanuit gaat, gegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is begin december 2006 in de afzonderingscel geplaatst in verband met signalen over betrokkenheid bij handel in contrabande, afpersing e.d. maar ook de dreiging die daarvan uitging. Een paar dagen later is klager overgeplaatst naar de gevangenis
Grave. Als reden voor de overplaatsing vermeldt de selectiefunctionaris dat er ernstige vermoedens zijn en dat hierover tips zijn binnengekomen. Klager zou een zeer grote invloed hebben op zijn medegedetineerden en de directeur heeft aangegeven dat hij
niet langer welkom is in Lelystad. De ongegrondverklaring van klagers bezwaarschrift tegen de overplaatsing zou te maken hebben met het feit dat na klagers gedwongen vertrek uit Lelystad er bij de directeur opnieuw signalen en verklaringen zijn
binnengekomen, die er op wijzen dat hij een zeer grote negatieve invloed had op medegedetineerden. Voorts wordt gesteld dat een grote groep mededaders naar verschillende inrichtingen is weggeplaatst en het niet wenselijk is dat klager bij een van hen
wordt geplaatst, waardoor klager niet in een inrichting van zijn voorkeur kan worden geplaatst. Klager kan zich niet verenigen met de beslissing op het bezwaar. Hij heeft moeite met de vage beschuldigingen, die ten grondslag liggen aan de
overplaatsing.
Voorts is er onvoldoende rekening gehouden met zijn persoonlijke belangen. Klager is Engelsman en zit in Nederland een lange straf uit. Voor bezoek uit Engeland wordt het ondoenlijk om hem voor een dag te bezoeken. Het is voor zijn familie financieel
niet mogelijk om telkens een hotelovernachting erbij te boeken. Hierdoor zal klager haast geen bezoek meer ontvangen. Dit is met het oog op een goede resocialisatie onwenselijk.
Door de selectiefunctionaris is niet aangegeven waaruit klagers negatieve invloed blijkt en waarom die zijn overplaatsing noodzakelijk zou maken. De inhoud van de ontvangen informatie is niet bekend gemaakt en ook niet van wie en hoeveel personen de
informatie afkomstig is. Niet duidelijk is waarom aan de overplaatsing en de plaatsing in de afzonderingscel verschillende redenen ten grondslag worden gelegd. De motivering van de beslissing op bezwaar is benedenmaats. Het is onmogelijk om inhoudelijk
verweer te voeren als de inhoud van de beschuldigingen niet bekend is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is door de directeur aangeboden voor overplaatsing, omdat er allerlei signalen en veelal mondelinge verklaringen van medegedetineerden waren binnengekomen, die erop wezen dat klager een zeer grote negatieve invloed had op medegedetineerden. Het
zou hierbij gaan om betrokkenheid bij handel in contrabande, afpersingen en ernstige bedreigingen. Uit nagekomen verklaringen is duidelijk geworden dat klager het zogenaamde vuile werk opknapt voor één van zijn medegedetineerden en dat klager de
betrokken melder rechtstreeks bedreigde en intimideerde. Dit om de melder er toe te dwingen drugs binnen te smokkelen. Melder is binnen de gevangenis Lelystad dusdanig geïntimideerd dat hij vrees heeft voor zijn eigen veiligheid en die van zijn
familie.
Reden ook waarom melder niet aan de bel heeft getrokken tijdens het verblijf van klager in Lelystad. Uiteraard zal klager alle beschuldigingen weerleggen en wijzen op het feit dat hij zich kennelijk voorbeeldig heeft gedragen in de gevangenis Lelystad.
Het is erg moeilijk dit soort praktijken inzichtelijk te krijgen, laat staan dat er medegedetineerden opstaan tegen de uitvoerders van eerder genoemde praktijken. Angst regeert in deze situaties en er is nog steeds grote vrees bij vele van de
slachtoffers om het verhaal met naam en toenaam op papier te zetten. Daarom zijn verklaringen ook meestal door derden opgetekend. Ondanks dat de selectiefunctionaris niet 100% hard kan maken dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan het bovenstaande
heeft de directeur de overtuiging dat klager één van de medeplegers is van het geheel. Het is dan ook niet wenselijk dat klager teruggeplaatst zou worden in de inrichting in verband met de slachtoffers die zich bij de directeur hebben gemeld met hun
verhaal en zeker ook niet wenselijk omdat een objectieve bejegening door het personeel naar aanleiding van het bovenstaande niet gewaarborgd kan worden. De directeur is in het bezit van enkele documenten, verklaringen waaruit de betrokkenheid van
klager
blijkt. Omdat deze documenten niet alleen de namen van slachtoffers bevatten, maar ook namen van melders leek het niet raadzaam om deze documenten met de beantwoording van dit beroepschrift mee te sturen. Klager komt hierdoor namelijk in het bezit van
deze documenten, waardoor de veiligheid van deze mensen in het geding is. De beroepscommissie wordt verzocht om hiermee rekening te houden.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De directeur van de gevangenis Lelystad heeft klager afgezonderd in afwachting van overplaatsing omdat klager betrokken zou zijn bij handel in contrabande en bij afpersing. Tegen die beslissing tot afzondering heeft klager beklag ingesteld. In
beroep heeft de beroepscommissie bij beslissing van 22 november 2007 dit beklag alsnog gegrond verklaard.
De beslissing tot overplaatsing berust op dezelfde gronden als voornoemde beslissing tot afzondering. Concrete, verifieerbare, nieuwe gegevens zijn niet toegevoegd. Het beroep tegen de ongegrondverklaring van klagers bezwaar moet daarom gegrond worden
verklaard. De beroepscommissie zal de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst
daarvan.
De beroepscommissie kent klager een tegemoetkoming toe van € 150,= .

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 150,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven