Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2666/GB, 10 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/2666/GB

Betreft: [klager] datum: 10 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.A. Dorsman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 september 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Grave ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 februari 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Alphen aan den Rijn. Op 17 september 2007 is hij geplaatst in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan klager is door medewerkers van het h.v.b. Alphen aan den Rijn ongevraagd een formulier in de Nederlandse taal ter tekening voorgelegd en hem is toen medegedeeld dat dit een verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.)
betrof. Klager zou dan, net als zijn medeverdachte, in het weekeinde op verlof kunnen gaan naar zijn tante in Den Haag. Aan klager is overigens geen afschrift van dat verzoek tot overplaatsing overhandigd, terwijl hem door de selectiefunctionaris niet
de gelegenheid is geboden om een toelichting te geven. Indien klager een dergelijke toelichting had mogen geven, had hij kunnen aangeven dat hij graag in de omgeving van Alphen aan den Rijn gedetineerd wenste te blijven omdat hij dan eenvoudig bezoek
kan ontvangen. Klager heeft niet om een overplaatsing verzocht en alleen al om die reden dient de overplaatsing naar Grave ongedaan gemaakt te worden. Indien de selectiefunctionaris het verzoek zou aanmerken als verzoek van klager, dan zou dit verzoek
zo moeten worden verstaan dat klager in een inrichting in de regio Den Haag, met mogelijkheid tot weekeindverlof, zou willen worden geplaatst. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om klager te plaatsen in een b.b.i. is afgewezen omdat het Openbaar Ministerie heel nadrukkelijk negatief heeft geadviseerd. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat de kans zeer groot wordt geacht dat klager zich, bij eventueel te
verlenen
regimaire vrijheden, aan de verdere detentie zal onttrekken. Aanleiding voor die vrees is mede het voornemen van de advocaat-generaal om in hoger beroep een aanmerkelijk hogere vrijheidsstraf te eisen dan aan klager in eerste aanleg is opgelegd. Klager
heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, beschikt niet over de Nederlandse nationaliteit en is op geen enkele wijze in Nederland geworteld. Om die reden acht de selectiefunctionaris plaatsing in een b.b.i. thans niet aangewezen. Weliswaar
heeft de inrichting klager voorgesteld voor plaatsing in een b.b.i., maar de selectiefunctionaris heeft een eigen verantwoordelijkheid en dient bij het nemen van zijn selectiebeslissingen een zelfstandige belangenafweging te maken. Die afweging zorgt
ervoor dat de beslissing van de selectiefunctionaris afwijkt van het voorstel van de inrichting.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager is door de directeur van het h.v.b. Alphen aan den Rijn voorgedragen voor plaatsing in een b.b.i. Dat is geen verzoek tot overplaatsing als bedoeld in artikel 18 van de Pbw. De beroepscommissie zal daarom uitgaan van die voordracht tot
overplaatsing. Aan een dergelijke voordracht kan klager niet het recht van plaatsing in een b.b.i. ontlenen. De plaatsingsbeslissing is een aan de selectiefunctionaris voorbehouden beslissing, welke beslissing hij dient te nemen na afweging van alle in
aanmerking komende belangen en omstandigheden en met het in aanmerking nemen van de geldende wettelijke voorschriften. De selectiefunctionaris heeft in dit geval het negatieve advies van het Openbaar Ministerie op goede gronden zwaarder kunnen laten
wegen dan het positieve advies van de directeur van het h.v.b. Alphen aan den Rijn en kunnen aannemen dat – bij het verlenen van regimaire vrijheden – het gevaar voor onttrekking aan detentie zodanig groot is, dat dit in de weg staat aan een
overplaatsing naar een inrichting met regimaire vrijheden. Nu klager voorts - hij is in eerste aanleg veroordeeld - in aanmerking komt voor plaatsing in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap, moet de op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 december 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven