Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2141/GA, 10 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2141/GA

betreft: [klager] datum: 10 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Soeteman, en [...], unit-directeur bij de gevangenis De IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen ingaande op 16 maart 2007;
b. de verlenging van a. en de externe tenuitvoerlegging op de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld (hierna: LAA) te Vught ingaande op 20 maart 2007 en
c. de verlenging van a. en de verlenging van de externe tenuitvoerlegging op de LAA op 30 maart 2007.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klagers raadsman heeft het woord gevoerd overeenkomstig de aan de beroepscommissie overgelegde pleitnota, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Klager betwist dat hij is gehoord met betrekking tot de beslissing vermeld onder a. voordat de afzonderingsmaatregel hem is opgelegd. Uit de stukken blijkt niet dat klager wel is gehoord. In de beslissing staat weliswaar ‘na door mij te zijn gehoord’,
maar dit lijkt meer een standaardzin en kan niet tot de conclusie leiden dat het horen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De beslissing is niet gedagtekend en ook is niet aangegeven wanneer de beslissing is uitgereikt.
Klager is niet gehoord terzake van de beslissing vermeld onder b. tot afzondering elders. Dit had wel gemoeten. Klager betwist dat hij gehoord is en uit de stukken blijkt niet van het tegendeel. Voorts is tot nu toe ook niet gesteld door de directeur
dat klager gehoord zou zijn. Uit de beslissing blijkt niet wanneer deze aan klager is uitgereikt en derhalve blijkt niet dat de beslissing onverwijld schriftelijk aan klager is uitgereikt. Er zijn twee exemplaren overgelegd van deze beslissing met
daarop een handtekening van verschillende grootte.
Ook terzake van de beslissing vermeld onder c. is klager niet gehoord voordat de beslissing is genomen en de beslissing is niet onverwijld uitgereikt. Op de beslissing is terzake niets opgenomen. Door de directeur is gesteld dat het personeel in Vught
het horen heeft overgenomen. Klager betwist dit. De directeur heeft ten onrechte aangenomen dat zijn collega’s in Vught voor hem hebben waargenomen.
Materieel wordt aangevoerd dat de inhoud van het GRIP-rapport wordt betwist. In het bijzonder het met opzet afdwingen van een ziekenhuistransport en het tijdens het transport in bezit komen van een vuurwapen met behulp van een personeelslid. Betwist
wordt dat een eerdere ziekenhuisopname op 20 februari 2006 geënsceneerd zou zijn en dat klager zichzelf verwondingen zou hebben toegebracht. Uit klagers medisch dossier, dat hij heeft ingebracht bij de beklagcommissie, blijkt dat hij medisch is
onderzocht voor de hem geuite klachten en dat de arts een MRI-scan in het penitentiair ziekenhuis heeft geadviseerd. Uit de medische informatie blijkt niet dat er een vermoeden bestond dat klager de klachten in scene heeft gezet. Hoe de directeur tot
deze conclusie komt, is volstrekt onduidelijk. Voor de informatie over het verkrijgen van een vuurwapen wordt verwezen naar informatie uit 2005. Niet duidelijk is wat dit te maken heeft met de situatie in maart 2007. Het betreft geen actuele
informatie.
In het GRIP-rapport wordt de binnengekomen informatie niet met deugdelijk onderzoek gestaafd. De informatie op basis waarvan de ingrijpende beslissingen zijn genomen, is afkomstig uit een bron waarover om zwaarwegende redenen geen mededelingen worden
gedaan. Op basis van de verklaring van een gedetineerde worden dus zeer ingrijpende beslissingen genomen. Klager is eerst afgezonderd in De IJssel en is vervolgens in het op één na zwaarste regime na de EBI terechtgekomen. Hij heeft lange tijd in het
boeienregime gezeten en voorgesteld is om hem in EBI te plaatsen. De EBI-commissie heeft op basis van dezelfde informatie dat verzoek afgewezen. Klager verblijft thans in een normaal beveiligde inrichting te Alphen aan den Rijn. Er waren veel minder
zware middelen voorhanden om naar aanleiding van de binnengekomen informatie te handelen. De informatie had met klager besproken kunnen worden. Naar aanleiding van dit gesprek had beoordeeld kunnen worden of nadere stappen noodzakelijk waren en er had
dan, als er aanleiding zou zijn voor het opleggen van een ordemaatregel, een afzondering in de inrichting kunnen volgen. De directeur heeft gehandeld in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De beslissingen zijn niet
redelijk
en billijk. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het tijdstip van transport niet vooraf aan de gedetineerde wordt kenbaar gemaakt. Dit maakt het des te onaannemelijker dat de binnengekomen informatie juist was en dat er een acute noodzaak bestond om de
vergaande maatregelen te treffen.

Klager heeft aangevoerd dat er sprake is van een vooropgezet plan. De inrichting wilde hem niet meer na een akkefietje in 2003. Klager heeft toch voor De IJssel gekozen in verband met de bezoekmogelijkheden voor zijn familie. Klager is in 2007 niet
vervoerd naar het ziekenhuis.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij heeft klager gehoord en zijn handtekening onder de beslissing gezet. De zin ‘na door mij te zijn gehoord’ is geen standaardzin. Klager was
erg emotioneel en had inhoudelijk geen reactie. In de beschikking van 16 maart 2007 is aangekondigd dat klager later naar de LAA zou gaan. Voor de externe tenuitvoerlegging op de LAA is een aparte beschikking gegeven. Er moest speciaal vervoer voor
klager geregeld worden. De beslissing is aan klager uitgereikt en hij is overgeplaatst naar de LAA. Bij overplaatsing verdwijnt het penitentiair dossier uit de inrichting. Om die reden heeft de directeur de kopie van de uitgereikte beschikking niet,
maar de beschikking is wel uitgereikt. De beschikking wordt in drievoud opgemaakt. Dit verklaart de verschillende grootte van de handtekeningen. Een medewerker in Vught wordt verzocht om namens de directeur te horen. Inmiddels is afgesproken dat er dan
een ingevuld exemplaar van de beschikking terug wordt gestuurd naar de inrichting waarvoor gehoord wordt, maar toentertijd gebeurde dat nog niet. Door Vught is gesteld dat klager gehoord is, maar de directeur kan het niet weerleggen indien klager stelt
dat niemand hem heeft gehoord.
De inrichting heeft wel informatie verstrekt over klager, maar er is nooit gesteld dat het zeker was dat klager simuleerde. Het was een gevoel. In het GRIP-rapport is die informatie veranderd in stelligheid. Dit wordt betreurd. Aan de
selectiefunctionaris is het voorstel gedaan om klager in een soortgelijke inrichting met een normaal beveiligd regime te plaatsen. De reden daarvoor was met name dat klager gelet op de duur van zijn verblijf toe was aan een andere inrichting. Er werd
veel over hem gepraat. Gelet op de GRIP-rapportage en het feit dat klager tot driemaal toe heeft getracht om zich aan detentie te onttrekken, is er door de selectiefunctionaris een voorstel tot plaatsing van klager op de EBI voorgelegd aan de
EBI-commissie. Uit zo’n voorstel volgt dat de gedetineerde in afwachting van een beslissing in het boeienregime wordt geplaatst.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de door de raadsman gevoerde formele verweren overweegt de beroepscommissie dat onvoldoende is gebleken dat in alle opzichten aan de eisen als vermeld in de artikelen 57 en 58 van de Pbw is voldaan. Daarbij wordt in het bijzonder
overwogen dat het tegelijkertijd horen terzake van een beslissing tot oplegging van de ordemaatregel van afzondering en de beslissing om deze ordemaatregel in een andere inrichting ten uitvoer te leggen niet op bezwaren stuit. Indien echter in de
andere
inrichting, waar de maatregel wordt tenuitvoergelegd, de gedetineerde gehoord wordt in verband met een voorgenomen verlengingsbeslissing, dan ligt het in de rede dat van dit horen verslag wordt opgemaakt en dat dit gefaxt wordt aan de directeur of dat
het standpunt van de gedetineerde op andere wijze onder de aandacht van de directeur wordt gebracht voordat een verlengingsbeslissing wordt genomen. De beroepscommissie zal het beroep formeel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie op
dit punt vernietigen en het beklag alsnog formeel gegrond verklaren. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 80,=.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat door het GRIP aan de directeur informatie is verstrekt die inhield dat bij de CIE informatie was ontvangen die er op duidde dat klager plannen zou hebben om te ontvluchten en dat daarbij niet uit te sluiten
viel dat er hulp geboden zou worden van zowel binnenuit als van buitenaf, mogelijk gepaard gaande met (vuurwapen)geweld. Het GRIP heeft, gelet op deze informatie, de directeur het advies gegeven om passende maatregelen te treffen. In dit licht gezien,
is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissingen van de directeur om klager de ordemaatregel van afzondering op te leggen met externe tenuitvoerlegging op de LAA en deze beslissingen vervolgens te verlengen niet als onredelijk of onbillijk kunnen
worden aangemerkt.
De beroepscommissie zal het beroep materieel ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep formeel gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 80,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep materieel ongegrond en bevestigt op dit punt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter,
mr. C. Kelk en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven