Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2608/GB, 10 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/2608/GB

Betreft: [klager] datum: 10 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 september 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Lelystad afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 12 juli 2003 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Grave.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil graag worden overgeplaatst omdat hij in Grave vijanden heeft, die hij elke dag ziet en tegenkomt. Klager heeft dit niet in het oorspronkelijke verzoek om overplaatsing vermeld omdat hij andere redenen had voor die overplaatsing. Die
overplaatsingsredenen waren kennelijk niet voldoende voor de selectiefunctionaris.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft om overplaatsing verzocht naar de gevangenis Lelystad omdat zijn kinderen hem in Grave onvoldoende regelmatig kunnen bezoeken. Klager verbleef ten tijde van de behandeling van het verzoek om overplaatsing ongeveer acht maanden in Grave.
Beleid is om overplaatsingsverzoeken van langgestrafte gedetineerden niet binnen het jaar te honoreren, tenzij er aanwijsbare redenen voor zijn. Klager verbleef eerder in de penitentiaire inrichtingen Rijnmond in Rotterdam en heeft toen om
bezoektechnische redenen verzocht om overplaatsing naar de locatie De IJssel. De vraag is of de bezoekproblemen nu reden moeten zijn voor een overplaatsing. De directeur van de gevangenis Grave heeft twijfels over die bezoekproblematiek en hij
stelt dat het maar de vraag is of klagers kinderen, gelet op de aard van het door klager gepleegde delict, hem elders wel zullen bezoeken. Klager heeft vervolgens aangevoerd dat hij in de gevangenis Grave vijanden zou hebben, die hem het leven zuur
zouden maken. Bij navraag bij de gevangenis Grave bleek dit niet juist te zijn. Nu het overplaatsingsverzoek en het beroep onvoldoende zijn onderbouwd, ziet de selectiefunctionaris (vooralsnog) geen aanleiding voor een andere beslissing.

4. De beoordeling
Klager heeft in beroep aangevoerd dat hij in aanmerking zou moeten komen voor een overplaatsing naar de gevangenis Lelystad omdat hij in de gevangenis Grave vijanden zou hebben die hij daar met regelmaat tegen zou komen. Klager heeft die stelling niet
nader feitelijk onderbouwd terwijl een en ander ook niet aannemelijk wordt uit de inhoud van het selectieadvies van de directeur van de gevangenis Grave. Met betrekking tot de oorspronkelijke reden voor het overplaatsingsverzoek, betere
bezoekfaciliteiten voor zijn kinderen, heeft klager in beroep in het geheel geen nadere gronden of informatie naar voren gebracht. Het vorenstaande maakt dat klager zijn beroep onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Dat maakt dat de op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk kan worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 december 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven