Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2966/GV, 7 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2966/GV

betreft: [klager] datum: 7 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 november 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken, waaronder een aanvullende verklaring van klager van 23 november 2007.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Allereerst is klager van mening dat zijn aanwezigheid bij het gesprek omtrent
zijn zoon dringend noodzakelijk is. Als hem gevraagd was daar meer informatie over te leveren, zou klager dat gedaan hebben. Men heeft klager gezegd dat het meesturen van de uitnodiging voor dat gesprek voldoende zou zijn. Klager is van mening dat er
geen aanleiding bestaat voor de vrees van de directeur – en van het openbaar ministerie – voor een niet goed verlopen van het verlof. Klager is weliswaar éénmaal eerder niet teruggekeerd van een hem verleende schorsing van de voorlopige hechtenis, maar
dit is reeds langer geleden. Nog onlangs, van 5 oktober 2007 tot en met 11 oktober 2007, heeft klager een strafonderbreking gehad, en die is probleemloos verlopen. Ook binnen de inrichting heeft klager zich steeds goed gedragen. Klager begrijpt daarom
niet goed waarom zijn verzoek om verlof nu wordt afgewezen. Hij is van mening dat de beslissing is genomen op door de directeur van de locatie De Marwei te Leeuwarden en het Openbaar Ministerie aangeleverde onjuiste informatie.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft om incidenteel verlof verzocht omdat hij aanwezig wilde zijn bij een gesprek betreffende zijn zoon met de behandelaar van Accare. In verband met zijn problematische thuissituatie heeft klager meerdere malen schorsing gekregen van zijn
voorlopige hechtenis. Van een van die schorsingen is hij indertijd niet teruggekeerd. De directeur van de locatie De Marwei adviseert negatief ten aanzien van het verlenen van verlof. Reden voor dat negatieve advies is klagers overplaatsing vanuit de
locatie De Grittenborgh in verband met beheersproblemen terwijl klagers aanwezigheid bij het gesprek met de behandelaar niet noodzakelijk wordt geacht. Ook het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd. De Medische Dienst van de locatie De Marwei
heeft desgevraagd aangegeven dat klagers aanwezigheid op 7 november 2007, bij het gesprek met de behandelaar wel wenselijk, maar niet noodzakelijk is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Marwei heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden heeft aangegeven onvoldoende vertrouwen te hebben in een goed verloop van een toe te kennen verlof en om die reden negatief te adviseren.

3. De beoordeling
Klager is thans preventief gehecht in verband met de verdenking van – kortweg – gekwalificeerde diefstal, oplichting en deelname aan een verboden rechtspersoon. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 december 2009.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de
persoonlijke sfeer, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Het verzoek om incidenteel verlof is gedaan om klager in staat te stellen aanwezig te zijn bij een gesprek met de behandelaar van klagers zoon, in het kader van een behandeling bij Accare
(een polikliniek Kinder- en Jeugdpsychiatrie). Blijkens de inlichtingen namens de inrichtingspsycholoog heeft de behandelaar van Accare aangegeven dat klagers aanwezigheid wenselijk zou zijn, maar niet noodzakelijk. Gelet daarop moet worden geoordeeld
dat niet aannemelijk is geworden dat klager voldoet aan de eis van hiervoor genoemd artikel 21, eerste lid, van de Regeling. Alleen al daarom komt hij niet in aanmerking voor de toekenning van incidenteel verlof. Voorts geldt daarbij nog dat ook
klagers
belang bij die toekenning is komen te ontvallen, nu het gesprek met de behandelaar van Accare (zonder klager) inmiddels plaats heeft gevonden op 7 november 2007. Gelet daarop is de beroepscommissie van oordeel dat voornoemde omstandigheden
contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Nu inmiddels klagers belang bij incidenteel verlof is vervallen, wordt klager niet-ontvankelijk verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 december 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven