Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2220/GA, 6 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2220/GA

betreft: [klager] datum: 6 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pb) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de gevangenis De IJssel.

Klagers raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen en het beroep schriftelijk nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlengingen van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel in verband met ontvangen GRIP-informatie, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw
Vosseveld (hierna: LAA) te Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 6 april 2007 afgezonderd en op de LAA geplaatst. De maatregel is telkens verlengd, laatstelijk op 18 mei 2007 tot 1 juni 2007. Op 26 april 2007 ontving klager de beslissing van de EBI-commissie dat hij niet op de EBI zou worden geplaatst.
Niet bekend is of de directeur dezelfde dag actie heeft ondernomen om klager in een lichter regime te laten plaatsen. Feit is dat klager nog tot 25 mei 2007 op de LAA verbleef. Klager verbleef aldus nog een volle maand langer in de LAA dan noodzakelijk
was nadat hem bekend is gemaakt dat hij niet geselecteerd zou worden voor de EBI. In die maand verkeerde hij in grote onzekerheid omtrent zijn uiteindelijke plaatsing, waarbij hem geen zekerheid is gegeven dat hij niet voor een veel langere periode op
de LAA zou dienen te blijven. Dit maakte zijn verblijf onredelijk lang en onevenredig zwaar. Een verblijf op de LAA betekent een verblijf in het zwaarste regime van Nederland. Het betreft immers een verblijf in afzondering, hetgeen zelfs niet in de EBI
van toepassing is. Nu het regime van de EBI door het EHRM reeds op bepaalde punten als inhumaan is bestempeld, geldt dit dan ook (wellicht nog meer) voor een verblijf op de LAA.
Klager ontkent hetgeen in de GRIP-rapportage is beschreven niet. Hij is daar ook voor gestraft. Klager heeft het voortduren van het verblijf in de LAA als een soort treiteractie ervaren. De directeur legt de schuld voor het lange verblijf in de LAA bij
de selectiefunctionaris. Andere gedetineerden in een soortgelijke situatie zijn sneller geselecteerd dan klager en eerst in een huis van bewaring geplaatst.
Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen die aansluit bij de schadevergoeding na ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Nadat het EBI-voorstel is afgewezen, moest de selectiefunctionaris klager elders plaatsen. Gelet op klagers status en de wachtlijsten heeft dat enige tijd geduurd. Na overleg met de directeur heeft de selectiefunctionaris een beslissing genomen.
Formeel
eindigt de verantwoordelijkheid van de directeur op 7 mei 2007, de datum waarop klager is uitgeschreven uit de gevangenis De IJssel en formeel is geplaatst in de penitentiaire inrichting Vught. Het verblijf van klager in de LAA is niet bewust
getraineerd.

3. De beoordeling
Klager is geplaatst in de LAA in verband met ontvangen GRIP-informatie. Op grond van deze informatie is voorgesteld om klager in de EBI te plaatsen. Op 26 april 2007 is het voorstel afgewezen. Weliswaar is het de verantwoordelijkheid van de
selectiefunctionaris om klager vervolgens voor een andere inrichting te selecteren en kan de vertraging die daarbij ontstaat niet aan de directeur worden verweten, maar naar het oordeel van de beroepscommissie was er vanaf 26 april 2007 geen reden meer
voor de directeur om klagers plaatsing in het LAA-regime te continueren. Nu de directeur klager vanaf die datum niet in een milder regime heeft geplaatst, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klagers verblijf in de LAA te continueren
na 26 april 2007 niet als redelijk of billijk kan worden aangemerkt. Zij zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 110,=

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart. het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 110,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C. Kelk en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven