Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2806/GV, 5 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2806/GV

betreft: [klager] datum: 5 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 oktober 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. In de afwijzende beslissing stond dat de aanvraag is afgewezen vanwege de maatschappelijke onrust die
dit zou creëren in relatie tot het delict waarvoor klager veroordeeld is. Dit is voor klager wat verwarrend omdat zijn mededader, die een even lange straf als klager uitzit, sinds januari 2007 in een half open inrichting zit en met verlof gaat.
Daarnaast is het opgegeven verlofadres in een andere gemeente dan waar het delict heeft plaatsgevonden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het hoofd CB-TR heeft een positief advies gegeven terzake van verlofverlening omdat de resocialisatie van klager boven eventuele maatschappelijke onrust wordt gesteld. Ook de directeur van de inrichting heeft positief advies uitgebracht. De politie
heeft negatief geadviseerd met betrekking tot de verlofaanvraag in verband met de ernst van het delict en het openbaar ministerie, dat een en ander combineert met de maatschappelijke onrust die een verlof van klager zou kunnen veroorzaken, heeft
eveneens negatief geadviseerd. De selectiefunctionaris heeft het verzoek afgewezen, gelet op de adviezen van de politie en het openbaar ministerie. Bovendien is een voorstel tot plaatsing in het PSC ingediend. Inmiddels is het advies gegeven om klager
op te nemen in het PSC op de afdeling KPO. Dit laatste staat in verband met klagers recidivestaat in relatie tot een behandeling.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel heeft, gelet op klagers resocialisatiebelang en de verbetering van zijn gedrag, positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat, gelet op de aard en de ernst van het delict en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke onrust die veroorzaakt kan worden bij het slachtoffer en de
leefomgeving,
verlofverlening in welke vorm dan ook onverantwoord voorkomt.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft, gelet op het verleden van klager en de ernst van de feiten, negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal en handelen in strijd met 26 van de Wet wapens en munitie.
De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 juli 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klagers verlofaanvraag is afgewezen in verband met de negatieve adviezen van de politie en de officier van justitie, die inhouden dat verlofverlening niet zou moeten worden toegestaan in verband met de ernst van het delict en de maatschappelijke onrust
die verlofverlening zou kunnen opleveren. Door klager is in beroep gesteld dat zijn mededader, die dezelfde straf als klager is opgelegd, sinds januari 2007 in een beperkt beveiligde inrichting verblijft en verlof wordt verleend en dat klagers
verlofadres in een andere gemeente is dan waar het delict heeft plaatsgevonden. Nu de selectiefunctionaris in het geheel niet is ingegaan op hetgeen door klager is gesteld, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is
onderbouwd. Zij zal het beroep gegrond verklaren, de beslissing van de Minister vernietigen en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na
ontvangst).
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 december 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven