Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2930/GV, 4 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2930/GV

betreft: [klager] datum: 4 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 oktober 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Tijdens de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel heeft klager zonder problemen gedurende zes maanden ‘buiten de deur’ bij zijn werkgever gewerkt en hield hij zich aan de afspraken. Klager ontkent dat hij
binnen een maand is gerecidiveerd en heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling in eerste aanleg.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Een maand na aflopen van de ISD-maatregel is klager gerecidiveerd, hetgeen een contra-indicatie is voor het verlenen van verlof. Het recidiverisico is blijkbaar dermate hoog dat er onvoldoende vertrouwen is in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring/ISD Rotterdam heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven akkoord te gaan met het verlenen van verlof.
De politie Rotterdam Rijnmond heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek, wegens diefstal. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans 24 juli 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Uit de door de inrichting overgelegde rapportage komt naar voren dat klager binnen een maand na afloop van de hem opgelegde ISD-maatregel wederom een strafbaar feit heeft gepleegd. Ook is hij in april en augustus 2006 niet teruggekeerd van verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de
Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 4 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven