Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2892/GV, 27 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2892/GV

betreft: [klager] datum: 27 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.P. van Dijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 oktober 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Enkele minuten voor klagers aanhouding op 1 januari 2006 is de vader van klager overleden aan een
hartstilstand. Klager heeft de begrafenis van zijn vader niet kunnen bijwonen. Aan klager is in januari 2007 eenmaal eerder incidenteel verlof verleend om het graf van zijn vader te kunnen bezoeken. Dit bezoek was onder begeleiding en duurde slechts
enkele minuten. Klager heeft veel moeite om het rouwproces op gang te brengen. Klager meent dat een onbegeleid bezoek aan het graf van zijn vader vergezeld van zijn moeder en een nabespreking bij de moeder van klager thuis, het rouwproces op gang kan
brengen.
Het eerste rouwbezoek in januari 2007 heeft weinig effect gehad omdat de bewaking op één meter afstand van hem aan het graf stond en het klager niet was toegestaan zijn moeder bij het bezoek aanwezig te hebben. Hierdoor kon klager op geen enkele wijze
zijn emoties kwijt.
De in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting genoemde gronden voor toekenning van incidenteel verlof zijn niet limitatief. Uit de Regeling blijkt niet dat het bezoek aan het graf van een ouder slechts tot één keer beperkt moet blijven. Ook
het
geestelijk welzijn van een gedetineerde kan een reden zijn voor het verlenen van incidenteel verlof. Het verzoek om incidenteel verlof wordt ondersteund door de inrichtingspsycholoog en de geestelijk verzorger. Reeds op grond van deze adviezen kan
worden vastgesteld dat er sprake is van voldoende belang voor klager. Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd. Klager is bereid zich aan de voorwaarde te houden geen contact op te nemen met de nabestaanden van het slachtoffer. Klager is van
mening dat er voldoende dringende redenen bestaan om hem incidenteel verlof te verlenen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verzoekt om incidenteel verlof zonder begeleiding om aan de rouwverwerking te kunnen beginnen na het overlijden van zijn vader. Aan klager is in januari 2007 incidenteel verlof
onder begeleiding verleend om het graf van zijn vader te bezoeken. Klagers vader is in januari 2006 overleden vlak voordat klager werd gedetineerd. Gezien het feit dat in de tussenliggende periode nooit een tweede verzoek van klager is geweest, is er
geen noodzaak aanwezig klager incidenteel verlof te verlenen wegens het rouwproces. Ook gezien het nog lange strafrestant is een onbegeleid verlof voor rouwverwerking geen optie. Als klager een aanvraag zou indienen voor een begeleid verlof naar het
graf, is dat een overweging waard.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis-unit van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de onbegeleid verlof en positief ten aanzien van een begeleid verlof.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Bosch adviseert positief op de verlofaanvraag onder de voorwaarde dat klager geen contact opneemt met de familie van het slachtoffer. De politie Midden en West-Brabant heeft geen bezwaar tegen
verlofverlening, maar wel dat dit verlof onbegeleid is.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek, wegens doodslag. Klager heeft tegen het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie valt op of
omstreeks 31 december 2009.

Krachtens art. 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. Incidenteel verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. Op grond van art. 24 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder. Het bezoek kan
bestaan in een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.

Klagers vader is op 1 januari 2006 overleden. In januari 2007 is aan klager incidenteel verlof verleend onder begeleiding voor een bezoek aan het graf. Klager wenst het graf voor een tweede keer en dit keer zonder begeleiding te bezoeken om de
rouwverwerking op gang te brengen. Door klager is echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verlof zonder begeleiding noodzakelijk is voor de rouwverwerking. Uit de stukken komt weliswaar naar voren dat de inrichtingspsycholoog, de geestelijk
verzorger
en de huisarts het van belang achten dat klager in staat wordt gesteld om samen met zijn moeder het graf te bezoeken, uit deze adviezen blijkt niet dat het noodzakelijk is dat het daarvoor benodigde incidenteel verlof zonder begeleiding moet
plaatsvinden. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven