Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2044/GA en 07/2075/GA, 27 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

Uitspraak

nummer: 07/2044/GA en 07/2075/GA

betreft: [klager] datum: 27 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam en van

[...], verder klager te noemen,

gericht tegen een uitspraak van 31 juli 2007 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b.,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn, door een communicatiestoornis vanuit de badafdeling van de p.i. Amsterdam, klager en namens de directeur van het h.v.b.
Rotterdam,
[...], afdelingshoofd, buiten elkaars aanwezigheid gehoord. De voorzitter heeft klager het standpunt van de directeur zakelijk weergegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van een verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting teneinde een zitting bij de bestuursrechter bij te kunnen wonen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is tot TBS veroordeeld en verblijft inmiddels in Grave in het kader van de preklinische behandeling. Uit de uitnodiging van de rechtbank Rotterdam van 2 mei 2007 en de nadere brief van 25 mei 2007 blijkt dat klagers aanwezigheid bij de zitting
niet noodzakelijk is. De inrichting heeft klager juridische hulp aangeboden en hem doorverwezen naar het juridisch loket. Hij kan dan iemand machtigen om hem ter zitting te vertegenwoordigen. Dit heeft klager echter afgewezen. Hij heeft weinig
vertrouwen in anderen. Klager verbleef in Rotterdam op de BZA. Hij lijdt aan een psychische stoornis en dit brengt mee dat hij zeer wantrouwend is. Klager kon niet aantonen dat hij een aanmerkelijk belang had om bij de zitting aanwezig te zijn. Hij had
een schriftelijk verweer naar de rechtbank gestuurd en wilde dat zelf toelichten. Hij wilde de inrichting verder geen informatie verschaffen over de door hem gevoerde procedures. Klager had veel procedures lopen. De inrichting zou dan steeds een
transport moeten regelen. Vanwege klagers TBS-status en omdat hij gedragsmatig problemen geeft, moeten er extra veiligheidsmaatregelen getroffen worden. Dit betekent individuele begeleiding, een gepantserde wagen, bij klager aanbrengen van handboeien
en
een transportstok etc.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur van de inrichting meent zich niet aan de Pbw te hoeven houden. Klager verwijst daarbij naar art. 26, vijfde lid. De directeur houdt vast aan de mededeling van de rechtbank dat klager niet verplicht is te verschijnen, maar maakt geen
belangenafweging. De directeur wil dat klager een advocaat inschakelt. Gelet echter op de tarieven, is dat voor klager geen optie. De directeur moet dan ook maar de kosten dragen. De toegang tot de rechter is een fundamenteel recht. Klager verwijst
naar
art. 5 onderdeel f en de toelichting bij de reparatie van de beginselenwet. In het reguliere strafrecht geldt geen verschijningsplicht voor de verdachte, de directeur kan dan veel geld besparen. Uit de brief van 25 mei 2007 blijkt van contact tussen de
directie en de rechtbank. Klager vraagt zich af welke vragen zijn gesteld en welke antwoorden zijn gekregen. De directeur handelt toerekenbaar onrechtmatig. De bestuursrechtelijke zaak in kwestie heeft te maken met de UWV. De bestuursrechter heeft
inmiddels uitspraak gedaan en klager is in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Klagers zaken waren gevoegd voor de rechtbank, maar zijn in beroep weer uit elkaar gehaald waardoor klager voor elke zaak apart griffierecht heeft moeten betalen.
Het oordeel van de beklagcommissie is juist, alleen is de tegemoetkoming te laag.

3. De beoordeling
Op grond van art. 26, vierde lid, van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid onder door hem te stellen voorwaarden de inrichting te verlaten teneinde een gerechtelijke procedure bij te wonen:
a. indien de gedetineerde krachtens wettelijk voorschrift verplicht is voor een rechter of bestuursorgaan te verschijnen;
b. indien de gedetineerde ter zake van een misdrijf moet terechtstaan;
c. indien de gedetineerde bij het bijwonen van de procedure een aanmerkelijk belang heeft en tegen het verlaten van de inrichting hiertoe geen overwegend bezwaar bestaat.

Klager heeft een uitnodiging d.d. 2 mei 2007 ontvangen om op 4 juli 2007 aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep ter zitting van de rechtbank (enkelvoudige kamer) Rotterdam, sector bestuursrecht. Klager is niet verplicht te verschijnen. Uit
de brief van 25 mei 2007 van de rechtbank komt naar voren dat klager iemand van zijn keuze kan machtigen om zijn belangen ter zitting te vertegenwoordigen.

Het feit dat klager niet verplicht is te verschijnen voor de rechtbank, betekent nog niet dat hij geen aanmerkelijk belang kan hebben om de zitting bij te wonen. De directeur dient hiertoe een belangenafweging te maken. Het aanmerkelijk belang moet
worden afgewogen ten opzichte van een aantal factoren. Dit zijn de aard van de zaak, de mogelijkheid van procesvertegenwoordiging, het regelen van transport, eisen van beveiliging en de mogelijkheid om deze door vrijheidsbeperkende maatregelen te
compenseren en de eventuele geestelijke belasting welk aspect met name een rol kan spelen bij gedetineerden die op een BZA, IBA of FOBA verblijven en bij TBS-veroordeelden die als passant in een penitentiaire inrichting verblijven.

De beroepscommissie weegt in dit geval de volgende omstandigheden mee. De inrichting heeft klager juridische hulp aangeboden, maar klager heeft dit geweigerd. Uit nadere inlichtingen van de rechtbank blijkt dat het beveiligingsniveau op de rechtbank
nihil is. Gelet op het feit dat klager tot TBS is veroordeeld en in afwachting is van plaatsing in een TBS-kliniek, in combinatie met de omstandigheid dat hij agressief op zaken kan reageren, zijn nadere veiligheidsmaatregelen bij een transport van
klager noodzakelijk. Klager heeft meerdere procedures aangespannen. Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de directeur om klager niet in de gelegenheid te stellen de inrichting te verlaten voor het bijwonen van een zitting bij de rechtbank
Rotterdam, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal
alsnog ongegrond worden verklaard.
Het beroep van klager zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep van klager ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven