Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1943/GA, 16 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1943/GA

betreft: [klager] datum: 16 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 november 2007, gehouden in de p.i. Vught, is [...], unit-directeur bij voormelde p.i., gehoord.
Hoewel voor de mogelijkheid van klagers overbrenging naar de zitting zorg was gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het op cel voorhanden hebben van contrabande, te weten een zakje met een mengsel van cocaïne en vermoedelijk een bruistablet.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep volhard in zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In klagers verblijfsruimte is een zakje gevonden met daarin een poedermengsel. Uit de in de inrichting uitgevoerde test op dat poeder kwam naar voren dat er sprake zou zijn van (onder meer) cocaïne. Omdat de eigen test niet voldoende betrouwbaar is,
heeft klager nadien een tegemoetkoming gekregen voor de tijd die hij opgesloten is geweest. Op zich was er reden voor de oplegging van de disciplinaire straf. Klager had immers contrabande voorhanden. Daarom zou de directeur tegen een gegrondverklaring
van het beklag zijn. De directeur kan evenwel niet hardmaken dat klager cocaïne voorhanden had.

3. De beoordeling
De bestreden beslissing van de directeur is, blijkens de daarbij vermelde gronden, genomen omdat klager contrabande, bestaande uit (onder meer) cocaïne in zijn verblijfsruimte voorhanden heeft gehad. Nu de directeur heeft aangegeven dat het resultaat
van de binnen de inrichting gebruikte test op verdovende middelen als onvoldoende betrouwbaar moet worden aangemerkt, is de beroepscommissie van oordeel dat niet is kunnen blijken van de juistheid van de grond voor de oplegging van de disciplinaire
straf. Gelet daarop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Nu aan klager ter zake van de gevolgen van de bestreden beslissing door de directeur al een financiële tegemoetkoming is verstrekt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven