nummer: 07/2259/GA
betreft: [klager] datum: 16 november 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Oosterhoek te Grave,
gericht tegen een uitspraak van 16 augustus 2007 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 november 2007, gehouden in de p.i. Vught, is [...], unit-directeur bij de p.i. Oosterhoek, gehoord. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting van de beroepscommissie te willen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het – door nalatigheid van de inrichting – niet meer mogen invoeren van een PS2-spelcomputer.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting heeft ervoor gekozen om via een zogenaamde sterfhuisconstructie de aanwezigheid van PS2 spelcomputers (hierna PS2) in de inrichting te beëindigen. Daartoe is een datum vastgesteld waarna geen nieuwe apparaten meer mochten worden
ingevoerd.
Klager had eerder de beschikking over een PS2, welke hij – bij gelegenheid van een
verlof – heeft uitgevoerd. Toen hij terugkeerde in de inrichting, wilde hij de PS2 weer invoeren. Hij heeft toen een nieuwe verzegelingsopdracht en betaalopdracht ingevuld. De betaalopdracht is naar het Shared Service Center (SSC) verzonden en daar
werd ontdekt dat er op de betaalopdracht een verkeerd bedrag stond vermeld. Klager heeft vervolgens, na enige tijd, een nieuwe juiste betaalopdracht ingevuld. Toen hij de nieuwe betaalopdracht inleverde was echter de uiterste datum waarbinnen
PS2-apparaten ingevoerd mochten worden verstreken. De oorspronkelijke betaalopdracht zal inderdaad verscheurd zijn. Dat geldt evenwel niet voor de verzegelingsopdracht, die blijft normaal gesproken bij de badafdeling liggen tot het moment waarop de
goedkeuring komt van het SSC. Klager heeft na het afkeuren van de eerste betaalopdracht nagelaten direct een nieuwe betaalopdracht in te vullen. Dergelijke formulieren liggen op de afdeling en de gedetineerden kunnen die aan het personeel vragen en
vervolgens invullen en inleveren. De PS2 is nooit meer verzegeld en bevindt zich nu in klagers fouillering. Indien klager geen fout had gemaakt bij het invullen van de betaalopdracht zou de invoer van de PS2 nog net mogelijk zijn geweest. Omdat er
vertraging is ontstaan, welke vertraging (mede) aan klager kan worden verweten, heeft hij de PS2 niet mogen invoeren.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur – in overeenstemming met het landelijke terzake geldende beleid – een datum heeft vastgesteld waarna de invoer van een PS2 niet langer werd toegestaan. Voorafgaand aan die datum heeft klager zijn PS2 ter
invoer aangeboden. Door een foutieve invulling van de voor die verzegeling benodigde betaalopdracht, is de inrichting niet overgegaan tot verzending van de PS2 naar het bedrijf dat zorgdraagt voor die verzegeling. Toen klager uiteindelijk een correcte
betaalopdracht had ingediend bij de inrichting, was de – voor die invoer – fatale datum inmiddels gepasseerd.
De vraag die beantwoording behoeft, is of de directeur ten aanzien van de ontstane vertraging bij de verzegeling een zodanig verwijt kan worden gemaakt, dat dit zou rechtvaardigen dat klager alsnog toestemming zou moeten krijgen om de PS2 in te voeren.
De beroepscommissie beantwoordt die vraag ontkennend. Vast is komen te staan dat klager de oorspronkelijke betaalopdracht foutief heeft ingevuld en dat hij vervolgens, na op de hoogte te zijn gesteld van die fout, heeft nagelaten om voor de deadline
een
juist ingevulde betaalopdracht in te leveren. Dat maakt dat moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en
het
beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 november 2007
secretaris voorzitter