Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1925/GM, 15 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1925/GM

betreft: [klager] datum: 15 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 11 juli 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord. De raadsman van klager, mr. G. van der Steen, en de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Dordtse Poorten hebben
schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Als toehoorder van de Raad was aanwezig
[...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 april 2007, betreft het niet verlenen van een adequate medische behandeling in verband met een enkelblessure.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is voor het paasweekend uitgegleden in het toilet. Hij had last van zijn enkel. Klager heeft hiervoor tot op heden geen adequate medische behandeling gekregen. Klager wil blijvend letsel voorkomen.
De arts zei dat er geen sprake was van een fractuur. Klager had het idee dat er iets serieuzers aan de hand was en gaf aan naar het ziekenhuis te willen voor een onderzoek. Klager wil van de pijn af. Uiteindelijk is klager verwezen naar het ziekenhuis
voor een röntgenfoto. Klager verwachtte echter een scan, omdat hij zelf ook had begrepen dat er niets gebroken was. Klager erkent dat met de arts niet is gesproken over een scan. Klager voelt zich niet serieus genomen. Hij werd opgezadeld met
pijnstillers en loopt vanaf april op krukken.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is in het paasweekend gezien door een GGD-arts, omdat hij door zijn linker enkel was gegaan. De eerstvolgende werkdag is hij op het spreekuur van de inrichtingsarts gekomen. Na hevig
aandringen van klager is besloten een röntgenfoto te maken. Op deze foto bleken geen verse fracturen te zien. Klager heeft voor een week pijnstillers gekregen. Drie weken later gaf klager aan wederom klachten aan zijn linker voet/enkel te hebben. Er
was
nu sprake van een zwelling en de enkel was warm. Klager had geen koorts. Klager is door de inrichtingsarts gezien en deze heeft de klacht behandeld als een artritis met floxapen. Klager moest na een week terugkomen. Tussendoor is hij tweemaal door
verpleegkundigen gezien om de voortgang te bekijken. Na een week bleken de klachten onveranderd en de inrichtingsarts dacht nu aan jicht. Klager is diclofenac voorgeschreven en er is een labonderzoek aangevraagd. Dit onderzoek gaf een
urinezuurverhoging
aan. Ondertussen is bij klager na excisie van een naevus een maligne melanoom ontdekt, waarvoor hij nu ook uitgebreid onder de aandacht is van de medische dienst. Omdat de klachten aanhielden en klager een verleden heeft van diverse operaties aan zijn
klompvoet, heeft de inrichtingsarts klager verwezen naar de chirurg van het penitentiair ziekenhuis. Tot die tijd heeft hij krukken tot zijn beschikking, diclofenac en tantumcreme, waarvan hij heeft aangegeven dat het goed werkt. Klager geeft aan
tevreden te zijn met zijn behandeling. Tijdens het laatste spreekuurcontact op 13 juni 2007 heeft klager aangegeven dat de klacht niet meer aan de orde was, omdat er een behandeling cq plan loopt met betrekking tot de linkervoet. Klager voelde zich bij
aanvang van zijn klacht niet serieus genomen, omdat hij zo heeft moeten aandringen op een röntgenfoto.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de beoordeling van klagers klacht zich richt op de periode van het paasweekend tot het moment waarop klager zijn klacht heeft ingediend (30 april 2007). Over deze periode is gebleken dat klager, nadat hij was
uitgegleden in het toilet, is gezien door een GGD-arts en vervolgens door de inrichtingsarts. Er is een röntgenfoto gemaakt van de enkel, waarop geen aanwijzingen zichtbaar waren voor een fractuur. Ten aanzien van de enkelblessure heeft de
inrichtingsarts juist gehandeld door een expectatief beleid te voeren. Niet gebleken is dat het handelen van de inrichtingsarts in deze onzorgvuldig is geweest. Ter zitting heeft klager nog aangevoerd dat hij vanuit zijn eigen perspectief verwachtte
dat
in het ziekenhuis een scan zou worden gemaakt. Zijn verwachtingen hierover heeft klager echter niet naar de inrichtingsarts geuit. De beroepscommissie is van oordeel dat er geen medische indicatie was voor een scan. Gelet op het vorenstaande zal het
beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven