Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0618/TA, 7 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/618/TA

betreft: [klager] datum: 7 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2007 van de beklagcommissie bij de FPK De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.Th.M. Zumpolle, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], hoofd
behandelrapportage. Tevens was aanwezig mevrouw [...], stagiaire bij voormelde inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking van klagers verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De wetgever heeft met de invoering van het nieuwe art. 53 Regeling verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) de omstandigheid miskend dat het van rechtswege vervallen verklaren van de machtiging tot verlof bij verdenking van een strafbaar feit, tot
gevolg heeft dat de bepalingen van art. 56 e.v. Bvt jo. art. 50, derde lid, Bvt buiten toepassing blijven en dat daardoor ook de artikelen 53, tweede lid onder b, en 54, tweede lid, Bvt buiten toepassing blijven.
Het van rechtswege vervallen van de machtiging impliceert bovendien dat er geen toetsing plaatsvindt van de gegrondheid van de verdenking van het plegen van een misdrijf.
Uit de bestreden beslissing blijkt dat de maatregel is genomen met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de tbs-gestelde, maar uit de toelichting blijkt dat sprake is van een andere grondslag nu een beroep wordt
gedaan op art. 53 Rvt. De reden voor het intrekken van het verlof is derhalve geen reden als bedoeld in art. 50, derde lid, Bvt.
Klager heeft lange tijd transmuraal verlof genoten. Het verlof is nog niet hervat. Het openbaar ministerie heeft nog geen beslissing genomen.
Het beklag dient gegrond te worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het hoofd van de inrichting heeft, zodra duidelijk was dat klager in voorlopige hechtenis was gesteld, het verlof ingetrokken. De uitspraak van de beklagcommissie dient bevestigd te worden.

3. De beoordeling
Voor het verlenen van verlof is machtiging van de Minister van Justitie vereist.
Ingevolge art. 53, tweede lid, Rvt vervalt de machtiging van rechtswege onder meer zodra de tbs-gestelde wordt aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Op 10 november 2006 heeft de politie contact opgenomen met de inrichting met de mededeling dat klager in verzekering was gesteld in verband met verdenking van poging tot verkrachting.

Door de raadsman is gesteld dat het van rechtswege vervallen van de machtiging impliceert dat geen toetsing plaatsvindt van de gegrondheid van de verdenking van het plegen van een misdrijf. Daarmee wordt kennelijk bedoeld dat niet kan worden beoordeeld
of het bestaan van de verdenking de intrekking van het verlof toelaat.
De nota van toelichting (Staatsblad 2005, 400, blz. 8) op art. 53 Rvt houdt onder meer in:
‘Aangezien thans niet alleen vanuit de tbs-inrichtingen maar ook vanuit de politiek en maatschappij in toenemende mate signalen afgegeven worden dat het intrekken van de machtiging in bepaalde gevallen niet ter discussie mag staan, wordt in het
onderhavige onderdeel voorgesteld dat (-) dan wel van de verdenking van het plegen van strafbare feiten begaan tijdens de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege waarvoor voorlopige hechtenis is
toegelaten, de machtiging van rechtswege vervalt.(-) Of een dergelijke situatie zich voordoet kan blijken uit een melding van opsporingsinstanties zoals de politie of het Openbaar Ministerie dat betrokkene wordt verdacht van een dergelijke strafbaar
feit.’
Noch in de Bvt noch in het Rvt is bepaald dat door het van rechtswege vervallen van de machtiging ook het op grond van die machtiging verleende verlof vervalt.

De wet voorziet in art. 50, derde lid, Bvt in drie gronden voor het intrekken van verlof door het hoofd van de inrichting.
De memorie van toelichting (Kamerstukken II, 1993-1994, nr. 23 445, nr. 3, blz. 56) bij dit art. vermeldt:
‘Het hoofd van de inrichting voor verpleging van tbs-gestelden kan het (proef)verlof intrekken op gronden als genoemd in art. 50, derde lid, Bvt.
Het hoofd van de inrichting is hiertoe verplicht indien de Minister van Justitie de machtiging voor het verlenen van (proef)verlof intrekt.’

Op grond van het voorgaande moet worden aangenomen dat het door de wet- en regelgever ontworpen stelsel inhoudt dat intrekking van de machtiging, ook als die intrekking van rechtswege plaatsvindt, meebrengt dat de het hoofd van de inrichting vervolgens
verplicht is het verlof in te trekken. Dit brengt mee dat voor een toetsing door het hoofd van de inrichting van de gegrondheid van de verdenking van het strafbare feit geen plaats is. art. 53, tweede lid onder 2, Rvt is anders dan in het beroepschrift
betoogd is, niet onverbindend.

Klager heeft, conform art. 54, tweede lid, Bvt op 10 november 2006 een schriftelijke mededeling ontvangen van de intrekking van zijn verlof.
Nu het een beslissing van het hoofd van de inrichting betreft zijn de artikelen 56 e.v. Bvt jo. art. 50, derde lid, Bvt van toepassing. Het door de raadsman genoemde art. 53, tweede lid onder b, Bvt ziet op de intrekking van het verlof door het hoofd
van de inrichting op individuele gronden en is niet van toepassing in het geval dat de machtiging van rechtswege vervalt.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 7 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven