Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1451/GA, 6 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1451/GA

betreft: [klager] datum: 6 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda,

gericht tegen een uitspraak van 24 mei 2007 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught is gehoord [...], unit-directeur bij het h.v.b. De Boschpoort.

Klager, die verblijft in de locatie Westlinge en op eigen gelegenheid ter zitting zou verschijnen, is niet ter zitting verschenen, omdat hij niet in het bezit is van een geldig identiteitsbewijs, terwijl dit noodzakelijk is voor het reizen naar Vught
en
de toegang tot de p.i. Vught.

Van hetgeen door de unit-directeur ter zitting van 21 september 2007 is verklaard, is verslag opgemaakt. Dit verslag is toegezonden aan klager en klager is in de gelegenheid gesteld om terzake te reageren vóór 8 oktober 2007. Op het secretariaat van de
Raad is op 8 oktober 2007 de schriftelijke reactie van klager gedateerd 3 oktober 2007 ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens het maken van denigrerende opmerkingen naar een personeelslid en het schreeuwen en schelden tijdens de dodenherdenking.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De regeling disciplinair beleid gedetineerden is niet zodanig dat er in concrete gevallen niet van afgeweken zou kunnen worden. De regeling is voor intern gebruik. De commissie van toezicht kent de regeling. In dit geval was er sprake van enorme herrie
in de koepel. Klager is tevoren gewaarschuwd. Hij heeft denigrerende opmerkingen gemaakt naar een personeelslid en gescholden en geschreeuwd tijdens de dodenherdenking. Dit vormen de bijzondere omstandigheden die bepalend zijn geweest voor de
strafmaat.
Dat het tijdens dodenherdenking plaatsvond, vormt een strafverzwarende omstandigheid.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Klager is door niemand aangesproken, heeft niemand uitgescholden, heeft geen denigrerende opmerkingen gemaakt, is door niemand gewaarschuwd en heeft geen lawaai gemaakt. Zijn toenmalige celgenoot had wel contact met iemand door het luikje gehad, maar
daar bemoeide klager zich niet mee. Klager hoeft daarvoor niet gestraft te worden en is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Het lijkt klager sterk dat hij de boosdoener zou zijn voor wat betreft de herrie tijdens de dodenherdenking, terwijl het
gehele h.v.b. lawaai maakte. Klager ontkent uiteraard dat hij lawaai maakte. Hij is geen klein kind. Klager wil graag een tegemoetkoming.

3. De beoordeling
In het h.v.b. De Boschpoort wordt de regeling disciplinair beleid gedetineerden gehanteerd. De regeling heeft het karakter van een interne richtlijn die bedoeld is voor het afhandelen van rapporten, eventuele strafoplegging en hoogte van de strafmaat.
Van de regeling, die geen limitatief karakter heeft, kan op grond van specifieke omstandigheden worden afgeweken. Klager is gewaarschuwd omdat hij veel herrie maakte. Vervolgens heeft hij denigrerende opmerkingen gemaakt naar een personeelslid en
gescholden en geschreeuwd gedurende de dodenherdenking. Klager ontkent dat hij hierbij betrokken zou zijn geweest. De beroepscommissie acht, gelet op het schriftelijk verslag waaruit blijkt dat zowel klager als zijn celgenoot betrokken waren bij het
verweten gedrag, het verweer van klager niet aannemelijk geworden.
Gelet op bovenvermelde omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager terzake een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel op te leggen niet in strijd is met de wet of andere
regelgeving en niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal derhalve het beroep van de directeur gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven