Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2786/GV, 31 oktober 2007, beroep
Uitspraakdatum:31-10-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2786/GV

betreft: [klager] datum: 31 oktober 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 oktober 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager weet niet op grond van welke argumenten de directeur van de gevangenis Utrecht te Nieuwegein
negatief heeft geadviseerd. Klager vindt het onbegrijpelijk dat hij in het advies van de politie wordt bestempeld als vuurwapengevaarlijk en beroepscrimineel. Zij trekken deze conclusie op grond van een incident van 20 jaar geleden. Klager is nu 44
jaar
en heeft drie geweldige kinderen. Het is niet correct om iets uit een ver verleden tegen klager te gebruiken. Klager helpt politie en justitie. Hij heeft jarenlang in overleg met de politie en de gemeente Utrecht aan ontspoorde jongeren les gegeven in
Thaiboxing. Klager heeft meer dan 150 leerlingen. De officier van justitie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De Minister verleent alleen in zeer bijzondere omstandigheden toestemming aan een gedetineerde om naar het buitenland af te reizen. Deze zeer bijzondere omstandigheden doen zich voor
als familie in de eerste graad (levenspartner, ouder of kind) is overleden. De moeder van klager verblijft momenteel in Marokko en lijdt aan zware suikerziekte. Zij is met aanverwante klachten opgenomen in een ziekenhuis in Marokko en verkeert in
levensgevaar. De directeur van de inrichting adviseert negatief op grond van het feit dat het verblijfadres niet gecheckt kan worden en het negatieve advies van de politie. De politie adviseert negatief op grond van het feit dat klager
vuurwapengevaarlijk is. In het verleden heeft klager gedreigd met gebruik van een wapen tegen politieambtenaren. Daarnaast ligt het verlofadres in een veiligheidsgebied waarin maatschappelijke onrust niet acceptabel is. Klager zou staan aangemerkt als
een beroepscrimineel. Het verzoek om strafonderbreking is afgewezen, omdat de moeder van klager weliswaar in levensgevaar verkeert, maar de kans op herstel ook aanwezig is. Uiteraard is suikerziekte een ziekte waarvan zij nooit meer hersteld, maar
waaraan zij niet noodzakelijkerwijs overlijdt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Utrecht te Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht heeft aangegeven dat de openstaande zaak geen belemmering hoeft te zijn
bij de behandeling van aanvragen om verlof. De politie te Utrecht adviseert negatief ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie adviseert positief omtrent een verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en twee maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 mei 2008.

Op grond van art. 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van
art. 5, eerste lid, van voormelde Regeling kan de Minister in bijzondere omstandigheden toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. In de Nota van toelichting bij dit art. wordt als voorbeeld genoemd
de gevallen waarin de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde is overleden.

De beroepscommissie stelt vast, mede naar aanleiding van de verklaring van de Medisch Adviseur van het ministerie van Justitie, dat de moeder van klager in levensgevaar verkeert.
De Minister heeft in zijn beslissing, in afwijking van die verklaring van de Medisch Adviseur, aangegeven dat er weliswaar sprake is van levensgevaar voor klagers moeder, maar dat de mogelijkheid van herstel ook aanwezig is. Met name dat laatste
gegeven
is door de Minister niet onderbouwd. Die nadere onderbouwing is noodzakelijk nu de Medisch Adviseur een dergelijk voorbehoud niet heeft gemaakt en positief heeft geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het vorenstaande in onderling verband en
samenhang bezien maakt dat de beslissing van de Minister onvoldoende zorgvuldig is genomen en gemotiveerd. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als
onredelijk of onbillijk moet worden beoordeeld en dat het beroep daarom gegrond moet worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en aan de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de
uitspraak van de beroepscommissie, zulks binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 31 oktober 2007

secretaris voorzitter

Naar boven