Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2170/GB, 1 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/2170/GB

Betreft: [klager] datum: 1 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 juli 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Alphen aan den Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 22 mei 2006 gedetineerd. Klager verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Alphen aan den Rijn en is op 22 maart 2007 overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. In maart 2007 heeft klager na overleg met het bsd van het h.v.b. Alphen aan den Rijn ingestemd met zijn plaatsing in de gevangenis Veenhuizen, omdat een snelle plaatsing in de gevangenis Alphen aan
den Rijn niet mogelijk was. Destijds was de wachttijd zes tot acht maanden. In de gevangenis Norgerhaven kon klager de procedure voor overplaatsing naar de gevangenis Alphen aan den Rijn opstarten. In de gevangenis Norgerhaven hebben zich al
verscheidene incidenten voorgedaan waarbij klager onheus door de inrichting is bejegend. De onderlinge verstandhouding is sinds een incident in mei 2007 slechter geworden, waardoor snel irritaties onstaan. Om escalaties te voorkomen wil klager
overgeplaatst worden. Verder is de thuissituatie verslechterd. Met name de ontwikkeling van één van klagers kinderen is zorgwekkend. De zoon van klager staat thans onder toezicht en behandeling van een psycholoog. Het persoonlijk contact met klagers
kinderen is door de reisafstand vanaf Rotterdam en Amsterdam minder geworden. Dit heeft weer een negatieve invloed op hun ontwikkeling. Om verder afglijden van de kinderen te voorkomen, heeft een overplaatsing naar de gevangenis Alphen aan den Rijn een
grote toegevoegde waarde.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 7 maart 2007 is klager geselecteerd voor de gevangenis Veenhuizen, overeenkomstig zijn toen opgegeven voorkeur. Tegen dat besluit heeft klager geen bezwaar aangetekend. In het verzoek om overplaatsing naar de gevangenis Alphen aan den Rijn geeft
klager aan dat de thuissituatie zorgwekkend en zeer problematisch is geworden. De reisafstanden voor de in Amsterdam en Rotterdam wonende moeders van zijn kinderen zijn niet te overbruggen en de reizen zijn ook financieel niet haalbaar. De
schoolsituatie van één van zijn kinderen wordt door klager alarmerend genoemd. Daarnaast meent klager dat een verder verblijf in de gevangenis Veenhuizen onwenselijk is gelet op de tamelijk ernstige vergrijpen waarvan hij wordt beticht.
Het beleid is om een gedetineerde voor een periode van minimaal twaalf maanden in een inrichting te handhaven alvorens hem over te plaatsen naar een andere inrichting met eenzelfde regime. Alleen bij voldoende sociale en/of medische indicatie wordt van
die termijn afgeweken. In het geval van klager is er onvoldoende aanleiding om van die termijn af te wijken. De door klager omschreven omstandigheden zijn niet zo alarmerend dat op zeer korte termijn tot overplaatsing moet worden besloten. Klager
krijgt
in de gevangenis Veenhuizen regelmatig bezoek van vrienden, vriendinnen en kennissen. Na een verblijf van twaalf maanden (maart 2008) en bij blijvend goed functioneren, zal zijn overplaatsingsverzoek opnieuw in overweging worden genomen.

4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De door klager aangevoerde omstandigheden zijn niet dusdanig ernstig dat een overplaatsing naar een gevangenis dichter
bij Amsterdam en Rotterdam is aangewezen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 1 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven