Nummer: 07/2196/GB
Betreft: [klager] datum: 1 november 2007
De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Hendrickx, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 augustus 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 2 maart 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Zoetermeer. Op 13 juli 2007 heeft de selectiefunctionaris het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. afgewezen. Het hiertegen ingestelde bezwaarschrift is op 13 augustus 2007
ongegrond verklaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil zijn beroepschrift mondeling toelichten met bijstand van een tolk in het Mandarijn. Een schriftelijke behandeling van het beroepschrift is in strijd met het beginsel van hoor en
wederhoor, nu klager pas na toezending van de stukken van de selectiefunctionaris duidelijk is geworden wat de reden van de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. is geweest.
De afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. is onvoldoende gemotiveerd en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In principe heeft klager net als elke gedetineerde recht op plaatsing in een b.b.i. De enkele stelling
dat klager niet zal terugkeren van een verlof, omdat hij niet in Nederland is geboren, kan geen stand houden. Het feit dat klager tijdens de opsporingsfase een tijd niet in Nederland is geweest, kan niet worden gezien als een vlucht voor Justitie.
Nergens blijkt uit dat klager ten tijde van het strafrechtelijk vooronderzoek op de hoogte is geweest van enig opsporingsonderzoek. Klager heeft een vaste verblijfsplaats bij een goede vriend van hem in Rotterdam. Het feit dat de politie na controle
van
het opgegeven verlofadres niemand heeft aangetroffen, kan eveneens geen grond zijn het verzoek af te wijzen. Er hoeft immers niet altijd iemand op het opgegeven adres aanwezig zijn.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om plaatsing in een b.b.i. is afgewezen op grond van de negatieve adviezen van het OM, de politie en de directeur van de gevangenis Zoetermeer. Het OM geeft
aan dat klager pas naar Nederland is gekomen nadat hij – na internationale signalering – in Duitsland kon worden aangehouden en werd uitgeleverd aan Nederland. Klager is vanwege ernstige feiten tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld. De
v.i.-datum van klager is 19 juni 2008. De verwachting is daarom dat klager naar het buitenland zal uitwijken wanneer de gelegenheid zich voor zal doen. De politie van Rotterdam is negatief omdat er geen inschatting kan worden gemaakt van de huidige
bewoners van het opgegeven verlofadres. Deze reageren niet op aanbellen. De directeur van de gevangenis Zoetermeer sluit zich aan bij het advies van het OM en is van mening dat er een gerede kans bestaat dat klager, gezien de zorgen die hij op het
moment heeft over zijn vrouw en familie in China, Nederland inderdaad zal verlaten. Klager heeft herhaaldelijk verzocht om op sociale gronden naar China te mogen.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
4.2. Op grond van art. 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht-
en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.3. In de toelichting op dit art. (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.4. De beroepscommissie is, de onder 3.2 genoemde gronden in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
kan
worden aangemerkt, nu het niet onaannemelijk dat hij het verlof zal gebruiken om zich aan zijn detentie te onttrekken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 1 november 2007
secretaris voorzitter