Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1496/TR, 28 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1496/TR

betreft: [klager] datum: 28 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een via de beklagcommissie bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beweerde beslissing van 10 mei 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. S. Bosma, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens de Staatssecretaris
mevrouw
[...]. Als toehoorder namens de Staatssecretaris was daarbij aanwezig [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft bericht het transmuraal verlof niet te continueren.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 12 april 2001 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar onvoorwaardelijk, met aftrek, en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is
op
19 mei 2003 aangevangen. Sinds 23 juni 2003 verblijft klager in FPC Oldenkotte te Rekken (Oldenkotte). Op 3 maart 2005 heeft Oldenkotte de Minister van Justitie (Minister) verzocht om een machtiging voor het verlenen van transmuraal verlof. De Minister
heeft de machtiging op 10 maart 2005 verleend met een geldigheidsduur van een jaar. Op verzoek van Oldenkotte van 1 maart 2006 heeft de Minister op 6 april 2006 de geldigheidsduur van de verleende machtiging met een jaar verlengd.
Naar aanleiding van een heroverweging van het transmurale verlof in maart 2007 van Oldenkotte heeft de Staatssecretaris bij brief van 10 april 2007 het hoofd van Oldenkotte bericht het transmurale verlof niet te continueren.
Op 10 mei 2007 heeft Oldenkotte de Staatssecretaris verzocht om een machtiging voor het verlenen van transmuraal verlof aan klager. Bij brief van 25 juni 2007 heeft Oldenkotte die aanvraag nader toegelicht.

3. De standpunten
Klager is van mening dat hij in zijn beroep kan worden ontvangen. De mededeling van niet continuering van het transmurale verlof is vatbaar voor beroep. Niet-verlenging is materieel gezien gelijk aan een intrekking omdat het een beperking van een
vrijheid betekent die voor klager precies hetzelfde effect heeft als een intrekking van verlof. Een ander standpunt heeft als gevolg dat - naar onmiddellijk en praktisch effect - identieke beslissingen voor het beklag- en beroepsrecht verschillend
zouden moeten worden behandeld, hetgeen met het oog op het door de Bvt beoogde rechtsbescherming van klager onaanvaardbaar is. Voor zover de wet niet voorziet in de mogelijkheid van beroep tegen niet-verlenging van een transmurale machtiging, dient de
beslissing of mededeling van de Staatssecretaris derhalve vatbaar te zijn voor beroep.
Het beroep dient formeel gegrond te worden verklaard. De Bvt kent geen mededelingsplicht ten aanzien van een beslissing van de Minister/Staatssecretaris tot niet-verlenging van transmuraal verlof. In eerdere beslissingen heeft de beroepscommissie
beslist dat het vanuit rechtspositioneel oogpunt van belang is dat de Minister een ingrijpende beslissing, zoals het intrekken van een verlofmachtiging, tijdig neemt. Verder is het geïndiceerd dat de beslissing schriftelijk en goed gemotiveerd wordt
genomen. Nu de machtiging transmuraal verlof door de Minister op 6 april 2006 is verlengd en op 10 april 2007 een mededeling van niet-verlenging is gedaan die nog veel later aan klager in de kliniek is uitgereikt, kan niet worden gesproken van een
tijdige, schriftelijke en goed gemotiveerde/deugdelijke beslissing. Klager dient daarvoor en passende tegemoetkoming te worden toegekend.
Het beroep dient tevens materieel gegrond te worden verklaard. De beslissing van de Staatssecretaris is onredelijk en onbillijk, nu deze een sterk politiek gemotiveerd ad hoc-karakter heeft en is gebaseerd op algemene beleidsoverwegingen. Uit de
kennisgeving beklagwaardige maatregel én door de Staatssecretaris toegezonden stukken volgt expliciet dat de beslissingen tot intrekking van klagers verlof en verlofmachtiging zijn genomen in verband met het incident in Enschede op 4 maart 2007.
Volgens
het vignet transmuraal verlof van 10 maart 2007 waren de copingsvaardigheden van klager onvoldoende voor de Alleeweg, maar voldoende voor De Wiem. Klager functioneert goed op zijn werk en in zijn opleiding, hetgeen door de interne
verloftoetsings-commissie op 12 maart 2007 is besproken en bevestigd.
Uit de door klager opgestelde brief over de gebeurtenissen rondom het intrekken van zijn verlof blijkt dat hij lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de vraag of, en zo ja waarom, zijn transmurale verlof niet werd verlengd. Voorts blijkt daaruit
dat klager is teruggeplaatst in de kliniek vanwege het te laat inleveren van een hernieuwde aanvraag transmuraal verlof. Nu vanwege een administratieve fout van de kliniek klagers transmurale verlof niet is verlengd, zijn de door het ministerie
aangevoerde redenen niet deugdelijk en onbegrijpelijk.
De beslissing dient derhalve te worden vernietigd. De Staatssecretaris dient te worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Voorts dient klager een passende financiële tegemoetkoming te worden toegekend voor het ten onrechte niet hebben kunnen
genieten van zijn transmurale verlof sinds 5 maart 2007, waardoor hij ernstig in zijn resocialisatie is getroffen.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager zal niet in zijn beroep kunnen worden ontvangen, nu de kennisgeving van 10 april 2007 niet kan worden aangemerkt als een voor beroep vatbare beslissing. De betreffende verlofmachtiging is op 6 april 2006 verlengd voor de duur van een jaar en
daarmee op 5 april 2007 verlopen. Er is geen aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van Oldenkotte ontvangen. Het is de verantwoordelijkheid van de inrichting om tijdig om verlenging van een machtiging voor transmuraal verlof te vragen. De
enkele
mededeling dat de verlofmachtiging niet wordt gecontinueerd, houdt voorts geen beperking in van een wettelijk recht. In de wet- en regelgeving is geen recht op verlofverlening neergelegd. Blijkens de heroverweging van het verlof van maart 2007 van
Oldenkotte was het op dat moment niet verantwoord het transmurale verlof van klager voort te zetten. Op 10 mei 2007 heeft Oldenkotte verzocht om een nieuwe machtiging tot het verlenen van transmuraal verlof. De Staatssecretaris heeft dienaangaande,
mede
gezien de heroverweging van het verlof van maart 2007 van Oldenkotte, om een second opinion verzocht in het licht van de magere behandelresultaten en de risicotaxatie. Verdere besluitvorming is afhankelijk van de uitkomst van die second opinion.
Indien klager wel in zijn beroep wordt ontvangen, zal het beroep ongegrond moeten worden verklaard. Uit de heroverweging van klagers verlof van maart 2007 is gebleken dat de kans op terugval in een soortgelijk delict als het indexdelict op dat moment
op
korte termijn matig en op lange termijn als hoog wordt ingeschat. Zo is in de heroverweging aangegeven dat klager in het afgelopen jaar in een soortgelijk scenario terecht is gekomen als ten tijde van zijn delict bestond. Hij heeft veelvuldig hard- en
softdrugs gebruikt en is wederom een problematische relatie aangegaan. Nadat de vriendin die relatie had verbroken, destabiliseerde klager, wat zich uitte in impulsieve uitingen en autoagressieve dreigingen. Verder is in de heroverweging aangegeven dat
klager heeft laten zien dat hij over weinig draagkracht beschikt en dat hij de in de behandeling aangeleerde vaardigheden niet in de praktijk kan brengen. Hij is de afspraken met betrekking tot zijn behandeling niet nagekomen en heeft de staf belogen
en
bedrogen. Er zou sprake van een schijnaanpassing kunnen zijn. Gelet hierop werd het niet verantwoord geacht om het transmuraal verlof voort te zetten.
Van een rechtstreeks verband tussen de kennisgeving tot het niet continueren van het transmurale verlof en het schietincident in Enschede op 4 maart 2007 is geen sprake.
Dat incident is hooguit aanleiding geweest om in die maand alle verloven van patiënten van Oldenkotte te heroverwegen. In principe had dit in klagers geval niet gehoeven, omdat de ten behoeve van hem verleende machtiging op 5 april 2007 afliep.

4. De beoordeling
De beslissing van het hoofd van Oldenkotte tot intrekking van klagers transmurale verlof kan in de onderhavige procedure niet aan de orde komen. Deze kwestie is bij de beklagcommissie bij Oldenkotte aanhangig gemaakt.
In het onderhavige beroep is derhalve uitsluitend aan de orde de beweerde beslissing van de Staatssecretaris van 10 april 2007 tot het niet continueren van de ten behoeve van klager afgegeven machtiging voor het verlenen van transmuraal verlof.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting neemt de beroepscommissie het volgende als vaststaand aan.
De Minister heeft op 10 maart 2005 een machtiging afgegeven voor het verlenen van transmuraal verlof aan klager, met een geldigheidsduur van een jaar. Op verzoek van 1 maart 2006 van Oldenkotte heeft de Minister op 6 april 2006 de geldigheidsduur van
de
verleende machtiging met een jaar verlengd.
Oldenkotte heeft in het advies van 4 maart 2007 tot verlenging van klagers tbs aangegeven dat klager heeft laten zien de uitbreiding van vrijheden niet aan te kunnen en dat hij in november 2006 bij wijze van time-out vanuit de Alleeweg in de kliniek is
geplaatst; klager bleek een problematische relatie te zijn aangegaan, die door de vriendin is verbroken; volgens haar verklaring was klager verbaal agressief jegens haar dochter geweest, had hij harddrugs en alcohol gebruikt en gefraudeerd met
urinecontroles; bij een urinecontrole bleek klager inderdaad positief op harddrugsgebruik (speed), waarna klager heeft toegegeven vaker cocaïne te hebben gebruikt. Blijkens het verlengingsadvies is half december 2006 besloten klager weer op De Wiem te
plaatsen om te kijken wat nog mogelijk is, met als absolute voorwaarde dat klager geen middelen zou gebruiken omdat anders de resocialisatie zou stoppen en herselectie zou gaan plaatsvinden.
In het door Oldenkotte opgestelde ‘vignet transmuraal verlof” van 10 maart 2007 wordt bevestigd dat klager op De Wiem en niet op de Alleeweg diende te verblijven.
In de heroverweging van maart 2007 door Oldenkotte van klagers transmurale verlof is aangegeven dat inmiddels weer sprake is van overeenstemming tussen klager en de kliniek en dat wordt voorgesteld werk- en opleidingsverloven toe te staan, die over een
langere periode voorzichtig zullen worden uitgebreid naar stadsverloven en verlof naar klagers moeder.
Vast staat voorts, ook volgens partijen, dat Oldenkotte de Staatssecretaris niet heeft verzocht om verlenging van de geldigheidsduur van de afgegeven machtiging voor het verlenen van transmuraal verlof aan klager. Op 5 april 2007 is de geldigheidsduur
van de verleende machtiging transmuraal verlof verstreken.
De Staatssecretaris heeft bij brief van 10 april 2007 het hoofd van Oldenkotte bericht het transmurale verlof niet te continueren.

Volgens paragraaf 1.4 van het op 10 april 2007 geldende ‘Toetsingskader verlof ter beschikking gestelden’ van april 2005 dient een tbs-inrichting twee maanden voor het verlopen van de geldigheidsduur van een verleende machtiging een evaluatie aan de
Staatssecretaris te sturen op grond waarvan een machtiging kan worden verlengd; als door administratieve nalatigheid van de zijde van de tbs-inrichting geen evalutie ten behoeve van de verlenging van de machtiging wordt ingediend, dient correctie
daarvan zo spoedig mogelijk te geschieden zonder (ernstige nadelen) voor de betrokken tbs-gestelde.
In het ‘Toetsingskader verlof ter beschikking gestelden’ van 27 juni 2007 is geen overweging opgenomen over correctie van een administratieve fout.

In het licht van het vorenstaande kan aan de enkele mededeling van de Staatssecretaris van 10 april 2007 dat de machtiging niet wordt gecontinueerd in dit geval geen betekenis worden toegekend. Immers, Oldenkotte heeft geen aanvraag voor verlenging van
de afgegeven machtiging ingediend, waardoor de geldigheidsduur van de machtiging was verlopen, zonder dat daaraan enige beslissing van de Staatssecretaris ten grondslag lag. De mededeling van 10 april 2007 kan in dit geval dan ook niet worden
aangemerkt
als een voor beroep vatbare beslissing met enig rechtsgevolg, maar moet worden gezien als een bevestiging van het nalaten van Oldenkotte om verlenging van de geldigheidsduur van de machtiging aan te vragen.
Dit verzuim van Oldenkotte is des te klemmender nu kennelijk is nagelaten de fout zo spoedig mogelijk te herstellen. Tegen een dergelijk verzuim staat geen rechtsmiddel open, hetgeen op zichzelf als een tekortkoming in de wet- en regelgeving moet
worden
gezien. Immers, tbs-gestelden zijn voor de voortzetting van hun verlof in dit opzicht op grond van het genoemde toetsingskader verlof ter beschikking gestelden geheel afhankelijk van de alertheid van de tbs-inrichting. Uit oogpunt van rechtsbescherming
van de ter beschikking gestelden zou het daarom wenselijk zijn als in de wet- en regelgeving een rechtsmiddel zou worden opgenomen tegen het verzuim van de inrichting om tijdig een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van een verleende
verlofmachtiging in te dienen.

De mededeling van 10 april 2007 kan niet worden gelijkgesteld met een intrekking van de verlofmachtiging, waartegen wel beroep openstaat. Indien beide wel gelijk zouden worden gesteld, zou de beroepscommissie op het moment van niet-verlenging van de
verlofmachtiging moeten toetsen of daartoe in redelijkheid kon worden besloten, zonder dat zij beschikt over de voor die toetsing benodigde gegevens. Er is immers geen aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verlofmachtiging en er zijn
geen
andere stukken overgelegd waaruit kan blijken dat Oldenkotte en de Staatssecretaris vinden dat de verlenging juist wel of niet had dienen plaats te vinden.

Klager kan derhalve niet in zijn beroep worden ontvangen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven