Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1314/TA, 26 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1314/TA

betreft: [klager] datum: 26 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 mei 2007 van de beklagcommissie bij de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is noch klager noch een vertegenwoordiger van voormelde tbs-inrichting verschenen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) het niet terugdraaien van een overeenkomst inzake vergoeding door klager van door hem in de inrichting veroorzaakte schade, en het niet terugstorten van al door klager gedane betalingen,
b) de toegestane hoeveelheid water op zijn kamer, en
c) het op 28 maart 2007 onder dwang toedienen van medicatie.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de onderdelen a) en b) van zijn beklag en het beklag op onderdeel c) ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
ad a): Klager is eerder in beroep gegaan tegen de schadevergoedingsovereenkomst en het zonder zijn toestemming afpakken van geld door de inrichting, maar dat is nooit bij de beroepscommissie aangekomen. Om die reden vraagt hij nu opnieuw in beroep te
mogen gaan.
ad b): Hij krijgt maar drie liter water en vier kopjes thee, terwijl hij daarnaast minimaal nog twee liter water nodig heeft.
ad c): Hij sloopt sinds augustus 2005 bijna niets meer in de inrichting. Nu het gevaar is geweken, is er geen reden meer hem onder dwang medicatie toe te dienen. Klager wordt er impotent van.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel a) van het beklag is daarbij nog in aanmerking genomen dat de beklagcommissie eerder bij uitspraken van 13 respectievelijk 24 februari 2006 op gelijkluidende klachten heeft beslist en dat daartegen door klager in 2006 beroepen
zijn ingediend (06/494/TA respectievelijk 06/631/TA). Deze beroepen zouden worden behandeld op een zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2006, maar dit heeft geen doorgang gevonden omdat die beroepen door klager zijn ingetrokken.
Voorts is een volgende gelijkluidende klacht door klager op 19 oktober 2006 ingetrokken en heeft de beklagcommissie bij uitspraak van 11 december 2006 wederom op gelijkluidende klachten beslist. De beroepscommissie heeft bij uitspraak van heden klager
niet-ontvankelijk verklaard in het daartegen, niet tijdig ingediende beroep (07/1443/TA).

Verder is met betrekking tot onderdeel c) van het beklag nog in aanmerking genomen dat naar het oordeel van de beroepscommissie aan alle vereisten voor het onder dwang toedienen van medicatie op 28 maart 2007 is voldaan. Zij gaat er daarbij vanuit dat
bij het zich in het dossier bevindende advies van de commissie dwangmedicatie van 26 maart 2006 betreffende de noodzaak van de voortzetting van de dwangmedicatie sprake is van een kennelijke verschrijving in de datering van het advies en dat dit
advies
derhalve dateert van 26 maart 2007. Immers, tekstdelen van dit advies zijn overgenomen in de schriftelijke mededeling van 26 maart 2007, waarbij de beslissing tot het op 28 maart 2007 onder dwang toedienen van medicatie aan klager is meegedeeld.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven