Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1629/TA, 25 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1629/TA

betreft: [klager] datum: 25 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2007 van de beklagcommissie bij FPC de Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandelingsrapportage.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het lang moeten wachten op een vervolgbehandeling van een wortelkanaalbehandeling door het niet beschikbaar zijn van een tandarts in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In januari 2007 heeft hij bij de inrichtingstandarts een wortelkanaalbehandeling ondergaan, maar bleef hij kiespijn houden. Pas op 17 februari 2007 kon
hij
naar een noodtandarts gaan, maar klager bleef ook na dat consult kiespijn houden. Op 13 maart 2007 kon hij bij de oude tandarts terecht, maar ook daarna bleef hij pijn houden. De zenuw van de betreffende kies was nog niet dood.
Er was geen tandarts in de inrichting beschikbaar en hij kon dus niet worden behandeld op momenten dat hij een tandarts nodig had. Hem is gezegd dat hij maar paracetamol tegen de kiespijn moest innemen.
Klager is niet naar het eerste spreekuur van de nieuwe tandarts op 12 april 2007 gegaan, omdat hij werd geroepen toen hij nog lag te slapen en direct mee moest gaan. Gezien het verloop van de eerdere behandelingen had hij er geen vertrouwen meer in. Na
behandeling door de nieuwe tandarts in april en mei 2007 is de kiespijn uiteindelijk verholpen. De nieuwe tandarts heeft de betreffende kies opnieuw gevuld, omdat hij vond dat dit slecht was gedaan.
Klager heeft het voornemen om over de kwaliteit van de behandeling door de oude inrichtingstandarts een klacht in te dienen bij het regionaal medisch tuchtcollege, nu geen beroep bij de beroepscommissie openstaat tegen een behandeling door een aan een
tbs-inrichting verbonden tandarts.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie gaat ten onrechte uit van ontvankelijkheid van het beklag. Het gaat in dit geval om de wijze van betrachten
van
de in artikel 41 Bvt neergelegde zorgplicht inzake voldoende beschikbaarheid van een tandarts in de inrichting. Dit is niet beklagwaardig.
Wat betreft de feiten is de inrichting van mening dat zij na het vertrek van de inrichtingstandarts volledige zorg heeft betracht door in de wervingsperiode voor een nieuwe tandarts gebruik te maken van de noodtandarts en de voormalige vaste tandarts,
wat klager wellicht niet wenselijk vond. De zorg is echter voldoende geweest. Het naar een kliniek halen van een tandarts is een moeilijke aangelegenheid. Normaal gesproken is er een keer per week een tandarts in de inrichting aanwezig. Bij
spoedeisende
gevallen wordt bezien of iemand naar de spoedeisende hulp moet, bijvoorbeeld bij een levensbedreigende situatie, of kan wachten tot het volgende spreekuur. De noodtandarts zal hebben bekeken of wachten verantwoord was of dat direct actie moest worden
ondernomen. Tussen 17 februari 2007 en 13 maart 2007 was er geen tandarts in de inrichting beschikbaar.

3. De beoordeling
De Bvt voorziet niet in een rechtsmiddel tegen de door een aan een inrichting verbonden tandarts verrichte behandeling van een verpleegde.
In beroep zijn derhalve uitsluitend aan de orde de vragen of sprake is van een beklagwaardige beslissing van het hoofd van de inrichting en, zo ja, of als gevolg daarvan het in artikel 41, eerste lid, Bvt neergelegde recht op medische verzorging is
geschonden.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een gestelde schending van het in artikel 41, eerste lid, Bvt neergelegde recht op medische verzorging door het niet betrachten van een zorgplicht beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste
lid,
onder e, Bvt; een gestelde schending van het recht op medische verzorging is op grond van artikel 56, vierde lid, Bvt niet beklagwaardig als het gaat om de wijze van betrachten van een zorgplicht.

Volgens artikel 41, derde lid, onder, a, Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg dat een aan de inrichting verbonden arts regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur.
Volgens artikel 41, derde lid, onder b, Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg dat een aan de inrichting verboden arts op andere tijdstippen beschikbaar is, indien dit in het belang van de gezondheid van de verpleegde noodzakelijk is.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager op 16 en 23 januari 2007 in de inrichting een wortelkanaalbehandeling heeft ondergaan, dat in de daaropvolgende perioden van respectievelijk 24 januari
tot 17 februari 2007 en van 18 februari tot 13 maart 2007 geen tandarts in de inrichting beschikbaar was, en dat klager in die tussengelegen perioden van twee maal drie en een halve week voortdurende pijnklachten had.
De op zichzelf niet onaannemelijke ernst van pijnklachten na een wortelkanaalbehandeling en het voortbestaan van die klachten nadat klager op 17 februari 2007 en 13 maart 2007 door de ingeroepen noodtandarts onderscheidenlijk de oude
inrichtingstandarts
is gezien, zijn door de inrichting niet weersproken. In hoeverre door de inrichting bij deze ingeroepen tandartsen is nagegaan of klagers pijnklachten onvoldoende ernstig waren voor nadere spoedeisende behandeling in of buiten de inrichting is de
beroepscommissie onduidelijk gebleven.

Onder deze omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de inrichting de in artikel 41, derde lid, onder a en b, Bvt genoemde zorgplichten ten aanzien van klager niet heeft betracht, waardoor klagers recht op medische verzorging
is geschonden. Klager had immers aanhoudende ernstige pijnklachten, waarvoor meer zorg aanwezig diende te zijn dan het inroepen van invallende tandartsen op 17 februari 2007 en 13 maart 2007, zodat niet is voldaan aan het vereiste dat een (tand)arts
regelmatig beschikbaar was op tijdstippen dat dit in het belang van de gezondheid van klager noodzakelijk was.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven