Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24017/GB, 17 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24017/GB           

Betreft [Klager]

Datum 17 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 30 juni 2021 klager opgeroepen om zich op 3 augustus 2021 te melden in de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht, voor het ondergaan van negentig dagen gevangenisstraf. Verweerder heeft klager, in afwachting van het advies van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (hierna: de medisch adviseur), op 26 juli 2021 uitstel verleend.

Verweerder heeft vervolgens op 29 september 2021 klager opgeroepen om zich op 19 november 2021 (alsnog) te melden in de PI Dordrecht.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 26 oktober 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. C.M.M. Mikkers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken, waaronder een op 10 november 2021 van klagers raadsvrouw ontvangen aanvulling op het beroep en een op 12 november 2021 van verweerder ontvangen aanvulling op het verweer.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft op 7 februari 2020 een ongeluk gehad, waardoor hij twee weken in coma heeft gelegen en vervolgens twee maanden in het ziekenhuis heeft doorgebracht. Als gevolg van het ongeval is het hoornvlies van klagers ogen ernstig beschadigd. Klager is meermaals aan zijn ogen en oor geopereerd. Maandelijks bezoekt klager de corneachirurg voor controle, ter voorkoming van de afstoting van het getransplanteerde hoornvlies. Voorts heeft klager als gevolg van het ongeluk een trauma opgelopen, waarvoor hij ook behandeling nodig heeft. Tevens is klager zeer slecht ter been.

Voor zijn hoornvlies en brandwonden is klager onder behandeling bij diverse specialisten. Daarnaast zal klager in behandeling gaan bij een psycholoog, maar daarvoor staat hij al geruime tijd op een wachtlijst. Voorts kan klager zichzelf niet redden vanwege zijn blindheid en krijgt hij daarvoor therapie. Er staan nog diverse medische en specialistische behandelingen gepland, waaronder een oogoperatie. Gelet op het voorgaande is klager aangewezen op de specialisten die hem de afgelopen jaren hebben behandeld.

De medisch adviseur heeft, ter onderbouwing van klagers detentiegeschiktheid, slechts gebruikgemaakt van twee schriftelijke informatiebronnen, te weten een brief van de huisarts en een brief van de oogarts. Beide brieven geven geen uitputtend beeld van klagers medische toestand. Een beter en vollediger beeld van klager was ontstaan, indien de medisch adviseur gebruik had gemaakt van het aanbod om alle medische gegevens van klager op te vragen. Daarnaast is het onzorgvuldig dat wordt aangegeven dat de voor klager benodigde medische zorg ook vanuit de inrichting kan worden geleverd, zonder dat hiervoor alle door klager aangedragen bronnen zijn geraadpleegd. Daarmee wordt miskend dat klager in de inrichting te maken zal krijgen met ernstige medische psychische klachten, die in de inrichting niet adequaat kunnen worden behandeld. Daarvoor zijn immers de specifieke specialisten nodig bij wie klager zich nu steeds meldt en die hem behandelen. Klager heeft voorts een brief van de plastisch chirurg en een brief van de instelling waar klager onder behandeling is voor zijn visuele beperking overgelegd. Daarnaast zou klager nog in afwachting zijn van gegevens van de oogarts en de KNO-arts.

Standpunt van verweerder

Verweerder is niet bevoegd om enig oordeel te geven over de totstandkoming van het medisch advies. Er zijn geen gronden aanwezig om af te wijken van het advies van de medisch adviseur, waarin wordt aangegeven dat de benodigde medische zorg vanuit de inrichting kan worden geleverd. Ook uit het aanvullend advies van de medisch adviseur van 12 november 2021 volgt dat klager (wederom) detentiegeschikt wordt bevonden en dat de zorg vanuit de inrichting kan worden geboden.

 

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, omdat hij op medische gronden niet detentiegeschikt zou zijn.

De beroepscommissie stelt voorop dat in een procedure als deze niet kan worden ingegaan op de medische juistheid van het advies van de medisch adviseur. De beroepscommissie oordeelt slechts over de redelijkheid en billijkheid van de bestreden beslissing van verweerder. Voor zover daarin wordt verwezen naar een advies van de medisch adviseur, geldt dat verweerder in beginsel op de juistheid van dat advies mag vertrouwen. Dit is slechts anders indien het advies onbegrijpelijk of onvolledig is, of in het geheel niet is onderbouwd.

Naar aanleiding van het bezwaarschrift van klager van 7 juli 2021, is de medisch adviseur gevraagd klagers detentie(on)geschiktheid te beoordelen en daarover advies uit te brengen. De medisch adviseur acht klager in het advies van 20 september 2021, dat is gebaseerd op informatie van klagers huisarts en oogarts, op medische gronden detentiegeschikt. Naar aanleiding van de aanvulling van klagers raadsvrouw van 12 november 2021 op het beroep, is de medisch adviseur om een aanvullend advies gevraagd. De medisch adviseur acht klager in het aanvullend advies van 12 november 2021, dat is gebaseerd op recente informatie van klagers plastisch chirurg en van de instelling waar hij onder behandeling is voor zijn visuele beperking, (wederom) op medische gronden detentiegeschikt. In de adviezen zijn respectievelijk de volgende medische onderbouwingen opgenomen.

“Betrokkene kampt met forse psychische en sociaal-maatschappelijke problematiek waarvoor betrokkene ondersteuning krijgt van de POH-GGZ vanuit de huisartsenpraktijk. Er bestaat een vermoeden van PTSS. Er wordt nog onderzocht met welke psychische zorg betrokkene het meest geholpen is. Betrokkene heeft twee jaar geleden een ernstig ongeluk gehad met brandwonden in het gezicht en de ogen. Het gezichtsvermogen van betrokkene is als gevolg hiervan rechts matig en links slecht. Betrokkene is bekend met een chronische longaandoening welke behandeld wordt met medicatie en tevens bekend met gehoorverlies. De huisarts meldt geen problemen met ADL en mobiliteit. Samenvattend is betrokkene een psychisch kwetsbare man met multiproblematiek waarvoor de benodigde zorg binnen en/of vanuit detentie geleverd kan worden.” De medisch adviseur adviseert daarbij klager zo spoedig mogelijk te bespreken in het psychomedisch overleg om te beoordelen welke psychische zorg klager nodig heeft en of een plaatsing op een Extra Zorg Voorziening is geïndiceerd.

“De nieuwe informatie leidt niet tot een verandering van het advies van 20 september 2021. Dat advies blijft van kracht. De oogproblemen als gevolg van de verbranding begin 2020 zijn ernstig, echter na diverse operaties is er een redelijk stabiele fase aangebroken. Betrokkene moet wel met regelmaat voor controle naar de oogarts c.q. de plastisch chirurg, echter dit kan eenvoudig vanuit detentie geregeld worden. Daarnaast is de visus met correctie voldoende acceptabel om de detentie te kunnen ondergaan. De zorg voor betrokkene kan vanuit een reguliere PI geleverd worden.”

Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken dat verweerder zijn conclusie dat klager detentiegeschikt is en zijn straf kan ondergaan, niet heeft kunnen baseren op voornoemde medische adviezen, mede gelet op de onderbouwingen daarvan. Klager heeft daarbij niet dan wel onvoldoende concreet gemaakt welke specifieke medische informatie door verweerder niet dan wel onvoldoende zou zijn meegewogen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 17 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven