Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21124/GB, 16 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21124/GB           

Betreft [klager]

Datum 16 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft op 25 april 2021 namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering om op dit verzoek te beslissen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 april 2021 beslist klager te selecteren voor deelname aan een stapeltraject en hem te plaatsen in naar de ZBBI van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Hoewel inmiddels op het verzoek is beslist, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat namens klager (tijdig) is verzocht om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Op grond van artikel 18, derde lid, in samenhang met artikel 17, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet stelt verweerder de indiener van een met redenen omkleed verzoekschrift strekkende tot plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling of deelname aan een PP, binnen zes weken op de hoogte van zijn met redenen omklede beslissing. Nu op 18 februari 2021 door verweerder een selectieadvies is ontvangen ten aanzien van klagers verzoek tot deelname aan een stapeltraject en verweerder op 28 april 2021 een beslissing op het verzoek heeft genomen, is voornoemde termijn overschreden. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

Nu inmiddels op het verzoek is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers verzoek. De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet-tijdig beslissen door verweerder een tegemoetkoming toe te kennen. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval sprake, nu klager van 1 april 2021 tot en met 28 april 2021 ten onrechte niet heeft verbleven in een ZBBI. De beroepscommissie zal daarom aan klager een tegemoetkoming toekennen van €100,-.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €100,-.

Deze uitspraak is op 16 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven