Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8213/GA, 31 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8213/GA           

 

Betreft [klager]

Datum 31 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het toepassen van disproportioneel geweld door het personeel/Intern Bijstandsteam (IBT).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 28 september 2020 het beklag ongegrond verklaard (Ta 2019-340). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. F.A. Dronkers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, mr. M.J. Roethof  en […], juridisch medewerker bij de PI Ter Apel, gehoord op de zitting van 20 oktober 2021 in de PI Lelystad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 30 juli 2019 overgebracht naar de PI Ter Apel en heeft na aankomst een metalen vork ingeslikt. Klager is afgezonderd en vanwege aanhoudende buikpijn op 1 augustus 2019 ter controle naar het Scheper Ziekenhuis in Emmen gebracht. Diezelfde dag is klager teruggebracht naar de PI Ter Apel. Bij de overbrenging naar de iso is door het IBT zonder aanleiding disproportioneel geweld toegepast. Klager werd op de grond gegooid, waarbij meerdere personen op zijn rug en benen gingen zitten. Tevens werd hij met kracht tegen het hoofd geduwd. Door deze geweldstoepassing vond perforatie van de metalen vork door zijn buikwand plaats. Klager hoestte bij herhaling zichtbaar bloed op. Klager is vervolgens overgebracht naar het Penitentiair ziekenhuis te Scheveningen, waar een noodzakelijke operatieve ingreep heeft plaatsgevonden.

Het toegepaste geweld is disproportioneel en in strijd met de bevoegdheden conform de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen. Toepassing van geweld is alleen toegestaan als er geen andere middelen beschikbaar zijn om het doel te bereiken (subsidiariteitsbeginsel) en als het toegepaste geweld in verhouding staat tot het doel (proportionaliteitsbeginsel). Blijkens artikel 9 van de Geweldsinstructie dient van het toegepaste geweld onverwijld een rapport aan de directeur te worden opgemaakt. Een dergelijk verslag zal deel uit moeten maken van de stukken waarvan de beklagcommissie en klager kennis dienen te nemen. Er is geen onverwijld schriftelijk verslag opgemaakt. Pas negen maanden later heeft één medewerker een verklaring opgesteld. Klager verwijst naar uitspraken van de beroeps- en beklagcommissie die wijzen op het vereiste van onverwijlde verslaglegging. Het beroep dient reeds om die reden gegrond te worden verklaard.

Er was geen aanleiding om geweld toe te passen. Klager weerspreekt met klem dat hij het personeel heeft ‘uitgedaagd’. Hij had daartoe geen enkele reden. Klager is geen agressieve man. Hij heeft ooit een medewerker gered tijdens een agressief incident met een medegedetineerde en heeft daarvoor een bedankbrief van DJI ontvangen. Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie deze brief getoond. Er zijn ondanks klagers verzoek nooit camerabeelden ter beschikking gesteld. Klager meent dat dit een belangrijk issue is.

Klager was gefrustreerd over zijn plaatsing in Ter Apel, terwijl zijn strafzaak diende in Roermond. Ook was er veel gedoe over zijn achternaam. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager een verklaring van de rechter ex artikel 31 Rv getoond, waaruit duidelijk wordt wat zijn achternaam is. Klager vroeg om de directeur, maar er kwam niemand. Klager was op dat moment niet zozeer boos maar wel gefrustreerd en heeft op de celdeur gebonkt. Toen kwamen er zes personen. Drie personen waren normaal gekleed en de drie anderen hadden zwarte kleding aan.

Klager acht het procedureel niet correct dat pas ter zitting van de beroepscommissie namens de directeur wordt verwezen naar de opgemaakte verslagen door het personeel. Dit is niet tijdig.    

Standpunt van de directeur

Klager is niet door het IBT-team begeleid naar de iso maar door het afdelingspersoneel van de isoleercel. Klager is afgezonderd omdat hij een vork had ingeslikt. Tijdens zijn plaatsing in de iso was hij luidruchtig en boos over het gebruik van zijn verkeerde achternaam. Hij wilde de directeur spreken en daagde het personeel uit om geweld toe te passen. Klager begon bloed te spuwen en sloeg met zijn vuisten op zijn buik. Klager werkte niet mee aan de iso-plaatsing en is toen door het personeel gefixeerd en geboeid. Van de geweldstoepassing zijn door twee personeelsleden rapporten opgemaakt in het systeem Tulp, die de directeur zijn toegezonden. Deze rapporten maken geen onderdeel uit van het dossier in onderhavige beklag- en beroepszaak. De directeur meende dat de toedracht voldoende was toegelicht, bovendien is niet om de verslagen verzocht. Mocht hier alsnog behoefte aan zijn, dan wordt de directeur graag in de gelegenheid gesteld deze alsnog te overleggen.

Iso-medewerkers kunnen ook ingezet worden als leden van het IBT. Iso-medewerkers hebben dezelfde opleiding genoten als p.i.w.-ers en beschikken over dezelfde bevoegdheden. IBT-leden hebben een andere training gehad. Het is geen standaardprocedure om bij een iso-plaatsing IBT-leden in te schakelen. Alleen bij het vervoer van gedetineerden vanuit de iso naar een ziekenhuis wordt het IBT standaard ingezet voor de begeleiding. De inzet van de IBT geschiedt op basis van de situatie en wordt bepaald door de teamleider beveiliging in samenspraak met de directeur. 

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 35 van de Pbw is de directeur bevoegd jegens een gedetineerde geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op – onder meer – de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting of de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing. Op grond van het derde lid van dit artikel doet degene die geweld heeft gebruikt onverwijld schriftelijk verslag aan de directeur. In de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen worden nadere regels gegeven over het gebruik van geweld, de geweldsmiddelen en de rapportage over de toepassing hiervan. Hier van belang is artikel 9, eerste lid, van de geweldsinstructie die bepaalt dat de geweldstoepassing onverwijld schriftelijk aan de directeur moet worden gemeld en duidelijkheid dient te verschaffen over de redenen die tot het aanwenden van geweld hebben geleid, de daaruit voortvloeiende gevolgen en op wiens last dit aanwenden van geweld heeft plaatsgevonden.

De beroepscommissie gaat uit van de volgende feiten. Klager is op 30 juli 2019 overgeplaatst van de PI Roermond naar de PI Ter Apel. Bij binnenkomst deelde klager mede dat hij (een steel van) een vork had ingeslikt. Aan klager is toen vanwege zijn eigen veiligheid een ordemaatregel van plaatsing in een isoleercel met cameraobservatie opgelegd. Vanwege aanhoudende buikpijn is klager op 31 juli 2019 aan het eind van de dag intern overgebracht naar de BAD-afdeling voor transport en vervolgens de volgende dag op 1 augustus 2019 naar het Scheper ziekenhuis in Emmen. Diezelfde dag is klager teruggekomen vanuit het ziekenhuis en geplaatst in de isoleercel. De beroepscommissie stelt vast dat de klacht van klager over de geweldstoepassing zich richt op deze plaatsing in de isoleercel. Hierna is klager onder begeleiding van het IBT overgebracht naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg Scheveningen van de PI Haaglanden.

Klager meent dat sprake is geweest van disproportionele geweldstoepassing. Hij is op de grond gegooid en meerdere personen gingen op zijn rug en benen zitten. Ook is met kracht tegen zijn hoofd geduwd. Als gevolg van deze geweldstoepassing heeft een perforatie van de buikwand door de vork plaatsgevonden.  

Namens de directeur is gesteld dat klager niet wilde meewerken aan zijn plaatsing in de iso. Klager was luidruchtig en boos over het gebruik van zijn (verkeerde) achternaam en wilde de directeur spreken. Klager daagde het personeel uit geweld toe te passen, zodat er in zijn lichaam iets kapot zou gaan. Ook gaf hij aan zichzelf iets aan te doen en dat hij een litteken op zijn buik zou opentrekken als er geen directeur bij hem zou komen. Klaagde spuugde met bloed naar het personeel en uitte verbale dreigementen, waarbij hij tevens met zijn vuist op zijn buik sloeg. Vervolgens is klager door het iso-personeel onder controle gebracht door hem op de grond te leggen en handboeien om te doen (fixeren). De directeur ontkent dat het personeel op klagers rug is gaan zitten. Het personeel was op de hoogte van klagers situatie.

Klager is in de isoleercel onder controle gebracht en onder begeleiding van drie leden van het IBT-team naar de BAD-afdeling gebracht voor transport naar het ziekenhuis.

De beroepscommissie constateert dat er geen camerabeelden beschikbaar zijn en dat verslagen van het personeel over de geweldstoepassing geen onderdeel uitmaken van het dossier. Ter zitting van de beroepscommissie is namens de directeur toegelicht dat de verslagen wel in het systeem Tulp zijn aangemaakt en aan de directeur zijn verzonden.

De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op basis van de stukken en de door partijen ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting zich een oordeel te kunnen vormen over de feitelijke gang van zaken. Deze feiten geven voldoende inzicht in de redenen van de geweldstoepassing en de achtergronden hiervan, alsmede de gevolgen en op wiens last de geweldstoepassing heeft plaatsgevonden. De beroepscommissie ziet derhalve geen noodzaak deze verslagen alsnog op te vragen.

De beroepscommissie is van oordeel dat uit de door de directeur beschreven situatie voldoende aannemelijk is geworden dat het aanwenden van geweld door het personeel noodzakelijk was in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, alsmede ter uitvoering van de beslissing van de directeur tot de afzondering van klager in de isoleercel. Ook uit klagers opmerking ter zitting van de beroepscommissie dat hij in de isoleercel tegen de deur bonkte uit onvrede of frustratie, komt naar voren dat klager zich heeft verzet tegen de situatie waarin hij verkeerde. De beroepscommissie heeft geen aanleiding te twijfelen aan de door de directeur beschreven gang van zaken, waaronder de verbale dreigementen van klager en het zichzelf op de buik slaan door klager. Het personeel was op de hoogte van het feit dat klager zichzelf heeft verwond door een vork in te slikken, maar zag zich kennelijk genoodzaakt vanwege de houding en het gedrag van klager hem te fixeren. Dat achteraf is gebleken dat de buikwand was geperforeerd, maakt de geweldstoepassing nog niet disproportioneel, nog daargelaten dat een direct oorzakelijk verband tussen één en het ander moeilijk is vast te stellen.

De beroepscommissie merkt hierbij nog op dat haar niet duidelijk is geworden waarom klager heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan. Het inslikken van een vork en het vervolgens slaan op de buik zijn handelingen die desastreuze gevolgen kunnen hebben voor het menselijk lichaam. De proportionaliteit van de geweldstoepassing door het personeel kan niet los worden gezien van klagers eigen destructieve handelen, in die zin dat in een dergelijke situatie moet worden aangenomen dat het voor het personeel lastig is in te schatten of het gebruikte geweld nog door de beugel kan. Voor de beoordeling in beroep acht de beroepscommissie met name van belang dat het personeel op de hoogte was van klagers situatie en de ontkenning door de directeur dat klager op de grond is gegooid en personeelsleden op klagers rug zijn gaan zitten.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 31 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven