Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22125/JB, 15 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/22125/JB

    

           

Betreft [klager]

Datum 15 november 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd (KVJJ)-Zuid te Cadier en Keer.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 29 juni 2021 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, mr. A.B.E. van Kan, waarnemer van klagers raadsman mr. Th. Boumans, en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 13 oktober 2021 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

Klagers ouders waren als toehoorder aanwezig. Hiervoor heeft klager, die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, ten overstaan van de beroepscommissie toestemming gegeven. […], adviseur bij de Afdeling advisering van de RSJ, was eveneens als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers verzoek tot overplaatsing naar de KVJJ dient te worden ingewilligd, in verband met het recht op familieleven en omdat hij voldoet aan de voorwaarden voor plaatsing in een KVJJ. Klager heeft recht op familiebezoek en op plaatsing in de regio van herkomst. Aan dit laatste is zowel tijdens klagers eerdere plaatsing in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt als op dit moment in de RJJI De Hunnerberg niet voldaan. Hij mist zijn familie en vanwege de reisafstand van twee uur tussen de inrichting en de woonplaats van zijn ouders zijn de mogelijkheden om elkaar te zien beperkt. Plaatsing in de KVJJ-Zuid is daarom in het belang van zijn resocialisatie en vergemakkelijkt het contact met zijn familie.

Klager is gemotiveerd en is er klaar voor om naar een KVJJ te worden overgeplaatst. Uit het overgelegde e-mailbericht vanuit de KVJJ-Zuid blijkt dat de deelname aan een scholings- en trainingsprogramma (STP) niet meer geldt als voorwaarde voor plaatsing in de KVJJ-Zuid. Ook de maximale verblijfsduur van drie maanden is losgelaten. In de KVJJ-Zuid verblijft op dit moment slechts één jongere (op strafrechtelijke titel), dus er is voldoende plaatsingsruimte. Klager heeft daarnaast een positief sociaal netwerk, kan dagbesteding bij zijn oude werkgever regelen en heeft op dit moment een onbegeleide verlofstatus. In de KVJJ kan zijn oude therapeut en een psychiater hem intensiever behandelen dan nu het geval is in de RJJI De Hunnerberg. Het is voor klager belangrijk om naar een rustigere en bekende plek te gaan, waar de lat hoger ligt en hij grotere verantwoordelijkheden krijgt die passen bij zijn leeftijd.

Zijn behandeltraject in het kader van de aan hem opgelegde onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) is gestart in februari 2020. Naast het persoonlijkheidsonderzoek voorafgaand aan de oplegging van de PIJ-maatregel, is er geen delictanalyse uitgevoerd. In februari/maart 2021 is klager gestart met dramatherapie, maar een tweede behandeltraject in de vorm van schematherapie is nog niet van de grond gekomen. Hoewel dit geen verplichte therapie is, staat klager hiervoor al ongeveer acht maanden op een wachtlijst. Dat werkt nu in zijn nadeel. Op 7 september 2021 vond er mede in aanwezigheid van zijn ouders een projectplanbespreking plaats. Tijdens dit gesprek is het belang benadrukt bij resocialisatie vanuit klagers regio en leefomgeving. Op dit moment is sprake van een strafrestant van slechts vier maanden. Als klager nu niet in aanmerking komt voor plaatsing in een KVJJ, is het niet duidelijk onder welke omstandigheden dat wel het geval zal zijn.

Klager wil graag in een rechtszaal over het beroep worden gehoord en geen schriftelijke behandeling. 

 

Standpunt van verweerder

Klager wil dichter bij zijn familie worden geplaatst, maar dat kan vanwege het beperkte aantal JJI’s alleen door middel van een plaatsing in de KVJJ-Zuid. Op dit moment voldoet hij echter nog niet aan de voorwaarden. De directeur van de RJJI De Hunnerberg geeft aan dat een dergelijke plaatsing voor ‘PIJ-jongeren’ alleen mogelijk is tijdens het laatste deel van hun behandeling en bij voorkeur met een al uitgewerkt plan voor een STP. Ook een meerdaagse onbegeleide verlofstatus is een voorwaarde voor plaatsing in een KVJJ. Hoewel klager het in de inrichting goed doet, voldeed hij ten tijde van de bestreden beslissing niet aan deze voorwaarden. Hij was toen immers net een maand gestart met de eerste fase van zijn verloftraject, namelijk begeleide verloven in de omgeving van de inrichting en naar zijn ouders. Vanaf de week van 18 oktober 2021 krijgt hij een onbegeleide verlofstatus.

Klager zal zich moeten realiseren en zal moeten accepteren dat hij binnen een gedwongen kader wordt behandeld. Hij kan dan niet zelf het behandeltempo bepalen. Op dit moment is de eerste termijn van zijn PIJ-maatregel nog niet verstreken. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 25 februari 2022, waarbij de mogelijkheid bestaat dat de PIJ-maatregel, mede op vordering en advies van respectievelijk het Openbaar Ministerie en de inrichting, wordt verlengd. Op het moment dat de resocialisatiefase van zijn PIJ-maatregel ingaat, zal opnieuw worden beoordeeld of plaatsing in een KVJJ in de regio van herkomst passend is.

 

3. De beoordeling

Klager ondergaat een PIJ-maatregel en verblijft op dit moment in de RJJI De Hunnerberg te Nijmegen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de KVJJ-Zuid te Cadier en Keer, zodat hij dichter bij zijn familie kan wonen en aan zijn re-integratie kan werken.

 

(Huidig) wettelijk en regelgevend kader

Met handhaving van het karakter van de straf of de maatregel wordt de tenuitvoerlegging hiervan aangewend voor de opvoeding van de jeugdige en zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij. In het geval dat een vrijheidsbenemende maatregel behandeling inhoudt, wordt de tenuitvoerlegging tevens hierop afgestemd (artikel 2, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj)).

Personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen is gelast, worden, voor zover de tenuitvoerlegging in een inrichting plaatsvindt, geplaatst in een inrichting of afdeling dan wel overgeplaatst naar een inrichting of afdeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met vierde lid, van de Bjj. De plaatsing geschiedt met inachtneming van de titel van vrijheidsbeneming, de persoon van de jeugdige of de benodigde mate van beveiliging (artikel 12, eerste lid, van de Bjj).

Uitgangspunt is dat de tenuitvoerlegging van een PIJ-maatregel plaatsvindt in een inrichting of op een afdeling waar behandeling kan plaatsvinden (artikel 12, tweede lid, in verbinding met artikel 8, eerste lid onder e, van de Bjj).

Verweerder is bevoegd tot plaatsing en overplaatsing als bedoeld in het eerste lid van artikel 12 Bjj. Hij is tevens bevoegd de overbrenging van personen te bevelen (artikel 12, derde lid, van de Bjj).

Indien de jeugdige een verzoek heeft ingediend als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Bjj vraagt de selectiefunctionaris de directeur om advies (artikel 8, derde lid, Regeling plaatsing en overplaatsing jeugdigen).

 

Advies van de directeur

De manager opvoeding en behandeling, tevens plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de RJJI De Hunnerberg, heeft naar aanleiding van klagers verzoek tot overplaatsing naar de KVJJ-Zuid een negatief advies uitgebracht. Volgens de directeur is de overplaatsing naar een KVJJ, mede gelet op de plaatsingscriteria zoals genoemd in het plaatsingsproces, op dit moment niet aangewezen. Klager is in mei 2021 gestart met begeleide verloven in de omgeving van de inrichting (de eerste fase van het verloftraject) en bevindt zich nog niet in het laatste deel van zijn behandeling. Dit verlof zal stapsgewijs worden uitgebreid. Daarnaast is het recidiverisico aan de hand van risicotaxatie-instrument SAVRY ingeschat als matig tot hoog en het risico op onttrekking als matig. Tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat klager zich momenteel meewerkend opstelt in de behandeling, zich actief inzet voor therapie en dat verschillende verloven succesvol zijn verlopen.

 

Oordeel van de beroepscommissie

De tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde PIJ-maatregel startte op 26 februari 2020. Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, is met betrekking tot het verloop van klagers behandeltraject duidelijk geworden dat hij in ieder geval sinds ruim een half jaar dramatherapie ontvangt. Andere therapieën en behandelvormen, zoals schematherapie, zijn nog niet ingezet. Sinds 3 mei 2021 heeft klager een eendaagse begeleide verlofstatus, welke verlofstatus vanaf halverwege oktober 2021 wordt voortgezet in onbegeleide vorm.

 

Gelet op de beperkte mate waarin klager tot nu toe behandeling heeft ontvangen en planmatig verlof heeft genoten, is de beroepscommissie van oordeel dat klager ten tijde van zijn verzoek, en ook op dit moment, nog niet voldoet aan de voorwaarden voor plaatsing in een KVJJ. Een overplaatsing naar de KVJJ(-Zuid) is dus op dit moment niet passend. Klager bevindt zich nog in de beginfase van zijn behandeling en heeft (daarom) – bijvoorbeeld op grond van een meerdaagse onbegeleide verlofstatus (met overnachting) – nog niet laten zien dat hij met grotere vrijheden verantwoord kan omgaan. Zoals ook de directeur van de RJJI De Hunnerberg heeft aangegeven, past dit stadium van klagers behandeltraject niet bij een verblijf in een KVJJ, dat een grote mate van vrijheid met zich brengt en waarbij gericht wordt gewerkt aan de periode na de invrijheidstelling. Dat klager dicht bij zijn ouders en zijn plaats van herkomst wil worden geplaatst, is heel begrijpelijk, maar kan op dit moment dus nog niet aan de orde zijn.

De beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

De beroepscommissie overweegt ten overvloede nog het volgende. Klager laat zien dat hij gemotiveerd is om zich te laten behandelen en aan zichzelf te werken, terwijl hij in de periode dat hij is gedetineerd (ruim anderhalf jaar) nog weinig behandeling heeft ontvangen. Het is daarom, mede met het oog op de mogelijke beslissing tot verlenging van de PIJ-maatregel, aanbevelenswaardig dit momentum aan te grijpen en de benodigde therapie zo snel mogelijk en in de meest intensieve (interne of externe) vorm te starten.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 15 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. P. de Bruin, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven