Nummer 21/23982/GV
Betreft [klager]
Datum 11 november 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 22 oktober 2021 klagers verzoek om incidenteel verlof toegewezen, met dien verstande dat het verlof plaatsvindt onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O).
Klagers raadsvrouw, mr. S. Plas, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het beroep richt zich tegen de beslissing om aan klager incidenteel verlof onder begeleiding te verlenen. Klager wenst zijn zieke vader niet in het bijzijn van medewerkers van de DV&O te bezoeken. Er bestaan onvoldoende redenen om het verlof onder begeleiding te laten plaatsvinden. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft niet tot een begeleid verlof geadviseerd en er zijn geen aanwijzingen om een mogelijk vluchtgevaar aan te nemen. Dit laatste wordt ondersteund door het feit dat vluchtgevaar niet een van de redenen is op grond waarvan klager momenteel zijn straf uitzit. Er bestaat evenmin aanleiding om voor het bezoek bijzondere maatregelen te treffen.
Klagers verlofaanvraag is mede afgewezen, vanwege een recente poging tot invoer van contrabande via briefpost die aan hem was gericht. Tot op heden is hij hier niet op aangesproken, is hem niets uitgereikt in persoon en is hij niet disciplinair bestraft. Verweerder heeft deze aantijging ook niet onderbouwd met stukken. Klager heeft in de inrichting een schone staat van dienst, hij bevindt zich in de laatste fase van zijn detentie en houdt zich bezig met zijn re-integratie.
Standpunt van verweerder
Klagers verzoek tot incidenteel verlof is mede op basis van het advies van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering toegewezen, omdat klagers vader vanwege gezondheidsredenen niet in staat is de inrichting te bezoeken. Het is echter aangewezen om het verlof in begeleide vorm te verlenen, omdat klager vanwege zijn ruime strafrestant nog niet voor andere vrijheden in aanmerking komt. Het feit dat zijn voorlopige hechtenis meermalen is geschorst, maakt dit niet anders.
Daarnaast heeft klager op 20 oktober 2021 een brief ontvangen met verdovende middelen, waarmee hij heeft geprobeerd om contrabande in te voeren, en is hij op 28 oktober 2021 disciplinair bestraft vanwege het afplakken van zijn celluik.
3. De beoordeling
Klager werd op 16 april 2018 in verzekering gesteld. Hij ondergaat op dit moment een gevangenisstraf van zes jaar en negen maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek het (onder andere) als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van drugsdelicten. Van 25 juni 2018 tot en met 13 juli 2018, van 20 december 2018 tot en met 21 oktober 2019 en van 19 mei 2020 tot en met 25 mei 2020 werd klagers voorlopige hechtenis geschorst. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 3 september 2023.
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde ouder, indien deze wegens medische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.
In artikel 21, tweede lid, van de Regeling is bepaald dat incidenteel verlof indien nodig onder begeleiding of bewaking kan plaatsvinden.
Klager heeft verzocht om (onbegeleid) incidenteel verlof, zodat hij zijn zieke vader kan bezoeken. Klagers beroep is gericht tegen de beslissing dit verlof te verlenen onder begeleiding van de DV&O.
Het OM heeft zich niet expliciet uitgelaten over eventueel aan het verlof verbonden risico’s, maar heeft zich beperkt tot de vraag of het verlenen van vrijheden de thans lopende ontnemingszaak zal schaden en heeft op grond daarvan positief geadviseerd. De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel heeft geadviseerd tot verlofverlening onder begeleiding en bewaking van de DV&O, vanwege klagers ruime strafrestant en ondanks het feit dat zijn voorlopige hechtenis tot drie keer toe is geschorst.
De beroepscommissie overweegt het volgende. Gezien klagers ruime strafrestant in combinatie met het feit dat hij zeer recent via de post drugs heeft ontvangen – dit blijkt uit het naar waarheid opgemaakte bij het dossier gevoegde schriftelijk verslag van 20 oktober 2021 –, heeft de directeur in redelijkheid kunnen adviseren tot verlofverlening in begeleide vorm. Daarbij is in het ‘advies vrijheden’ van 7 oktober 2021 genoemd dat klager onder toezicht staat van het Gedetineerde Recherche Informatiepunt. Hoewel eerder goed verlopen vrijheden in het voordeel van de gedetineerde dienen mee te wegen bij de vraag of een begeleid verlof is geïndiceerd, maakt het enkele feit dat klagers voorlopige hechtenis zo’n anderhalf jaar geleden voor het laatst werd geschorst, niet dat een onbegeleid bezoek aan zijn vader is gerechtvaardigd.
Gelet op deze omstandigheden, in samenhang en in onderling verband bezien, kon verweerder, mede op basis van het advies van de directeur, in redelijkheid beslissen tot het verlenen van incidenteel verlof onder begeleiding en bewaking van de DV&O. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 11 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter