Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21938/JZ, 10 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21938/JZ

Betreft              [klager]

Datum              10 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – een klacht ingediend tegen het onderzoek aan lichaam en kleding met gebruikmaking van een door klager verplicht aan te trekken scheurjurk op 15 maart 2021.

De klachtencommissie bij Stichting Pactum, locatie Zetten heeft de klacht op 29 april 2021 ongegrond verklaard (21-022). De uitspraak van de klachtencommissie is bijgevoegd.

[…], vertrouwenspersoon bij Zorgbelang Inclusief/het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (hierna: de vertrouwenspersoon), heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, de vertrouwenspersoon en […], regiomanager bij Stichting Pactum, gehoord op de zitting van 13 oktober 2021 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. Vanuit de Stichting Pactum waren […] en […], operationeel manager, eveneens aanwezig.

[…], adviseur bij de Afdeling advisering van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

Op 15 oktober 2021 is een nadere schriftelijke reactie van de vertrouwenspersoon ontvangen. Deze reactie is aan de Stichting Pactum doorgezonden op 22 oktober 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Bij een onderzoek aan lichaam en kleding op 15 maart 2021 is bij klager een scheurjurk gebruikt. De klachtencommissie heeft niet getoetst aan de (Jeugd)wet en heeft zich laten leiden door een beleid dat was vastgelegd in een juridisch niet toelaatbaar protocol. Over de rechtsgeldigheid van dit protocol heeft de klachtencommissie zich niet uitgelaten. In 2021 is het protocol Fouilleren twee keer gewijzigd. In 2020 heeft de klachtencommissie vergelijkbare klachten gegrond verklaard, mede omdat een procedure rondom de scheurjurk niet in het toen geldende protocol Fouilleren stond beschreven en dus niet conform het eigen beleid was gehandeld. Dat protocol (uit 2018) was juridisch wel in orde. In maart 2021 is het protocol – zomaar en zonder goede juridische onderbouwing – aangepast en op grond van dit protocol werd klager verplicht om de scheurjurk aan te trekken. Deze gang van zaken doet vermoeden dat de instelling het gebruik van de scheurjurk weer heeft ingevoerd om daaromtrent gegronde klachten te voorkomen. In augustus 2021 is het protocol opnieuw gewijzigd en is het gebruik van de scheurjurk weer afgeschaft, met uitzondering van gevallen waarin sprake is van dreigende suïcidaliteit en/of automutilatie.

Het fouilleren in een scheurjurk is niet legitiem in het licht van mensen- en kinderrechten en recente onderzoeken en rapporten. Volgens het protocol ‘Fouilleren JeugdzorgPlus’ dat ten tijde van het incident van kracht was, kon een scheurjurk worden toegepast, ook indien geen sprake is van suïcidaliteit of direct gevaar voor de jongere. Het protocol hanteerde een repressieve aanpak, waarbij het fouilleren in een scheurjurk niet beperkt bleef tot uitzonderingsgevallen. Dit druist in tegen het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en past niet bij een kindgericht en pedagogisch leefklimaat. Het bij klager gehanteerde protocol ondergraaft de ambitie van gesloten jeugdinstellingen om repressie te voorkomen en te werken aan een kindgericht klimaat. Dit streven is tot uitdrukking gebracht in de voorgestelde Wet rechtspositie gesloten jeugdinstellingen door middel van het ‘nee, tenzij-principe’. Het wetsvoorstel stelde tot doel om vrijheidsbeperking van jeugdigen zoveel mogelijk te voorkomen en zo kort mogelijk te laten duren.

Het fouilleren met behulp van een scheurjurk is een verregaande en repressieve manier van ingrijpen, terwijl dit in klagers geval niet noodzakelijk was en terwijl met minder ingrijpende middelen kon worden volstaan. Er had meer zorgvuldigheid kunnen worden betracht, aangezien klager of groepsgenoten geen gevaar liepen. Het personeel had ervoor kunnen kiezen om de situatie even te laten rusten en op een ander moment te bespreken, zoals dat later alsnog is gebeurd. Daarnaast had een duidelijk toetsmoment moeten plaatsvinden voordat werd overgegaan tot het fouilleren in de scheurjurk. Klager zegt over het incident op 15 maart 2021: ‘‘De groepsleiding heeft echt niet in de gaten hoe intimiderend dit is. Ze zouden het zelf eens moeten doen; uitkleden en dan een scheurjurk aan, terwijl andere mensen naar je staan te kijken. Ze lijken niet goed na te denken over de effecten van het aan moeten trekken van scheurjurk, waaronder je dan naakt bent. Ik voelde me machteloos en geïntimideerd.’’

Klager heeft de instelling verlaten op 4 juni 2021. Daarom heeft de vertrouwenspersoon hem geïnformeerd over de uitspraak van de klachtencommissie, die aan de vertrouwenspersoon op 14 juni 2021 is toegezonden.

Standpunt van de directeur

Ten aanzien van het fouilleren bestaat een duidelijk beleid. In het protocol wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende situaties en is vastgelegd van wie op welk moment toestemming moet worden verkregen. Het protocol is geactualiseerd op 3 maart 2021 en het incident dateert van na die datum. Dit protocol heeft een juridische toets doorstaan en het fouilleren in een scheurjurk is altijd onderdeel geweest van de werkwijze. In klagers behandelplan is opgenomen dat bij frequent middelengebruik kan worden overgegaan tot fouilleren. In zijn geval is zorgvuldig en conform de werkafspraken gehandeld.

Het feit dat de visie van de instelling op het gebruik van de scheurjurk inmiddels is gewijzigd, maakt deze conclusie niet anders. Naar aanleiding van de op landelijk en op het niveau van de instelling gevoerde discussie over vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp, is het protocol in augustus 2021 aangepast. Het fouilleren in een scheurjurk is thans alleen toegestaan in het geval van suïcidaliteit en automutilatie en niet meer bij middelengebruik. Daarin ligt ook een bepaald risico besloten. Het komende half jaar wordt daarom gemonitord wat de impact is van deze beleidswijziging en hoe middel en doel zich tot elkaar verhouden.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 6.3.4, eerste en tweede lid, van de Jeugdwet kan de jeugdhulpaanbieder tegen de wil van de jeugdige een onderzoek aan lichaam en kleding toepassen, voor zover noodzakelijk om de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken of voor zover noodzakelijk om te voorkomen dat de jeugdhulp aan andere jeugdigen wordt tegengewerkt.

Op grond van artikel 6.3.6, eerste lid, van de Jeugdwet kan deze controlemaatregel slechts worden toegepast, voor zover opgenomen in het hulpverleningsplan.

In het protocol ‘Fouilleren JeugdzorgPlus’ van Stichting Pactum (van maart 2021) is het volgende vastgelegd:

‘‘Indien er een sterk vermoeden is dat de veiligheid van jongere en/of groepsgenoten in het geding is en/of de behandeling van andere jongeren wordt tegengewerkt, door sterke signalen dat er mogelijk gevaarlijke verboden middelen worden binnengebracht, kan worden gekozen voor fouilleren met behulp van een scheurjurk. Dit mag alleen als de operationeel manager hiervoor ook expliciet toestemming heeft gegeven.’’

En verder:

‘‘Als voornoemde [fouillerings]handelingen zijn uitgevoerd en de medewerkers van mening zijn dat er meer onderzoek noodzakelijk is, dan kan worden overgegaan tot fouilleren in scheurjurk, vermits daar ook expliciet toestemming voor is gegeven door de operationeel manager. Indien de toestemming bij de eerste keer niet is gevraagd eerst wederom contact opnemen hiervoor met de operationeel manager.’’

De vertrouwenspersoon heeft namens klager aangevoerd dat het in maart 2021 aangepaste protocol – waarin voor het eerst sinds langere tijd de mogelijkheid tot fouilleren met behulp van een scheurjurk werd opgenomen – rechtsgeldigheid miste, omdat het protocol pas zeer recent was gewijzigd en nog op ‘juridische goedkeuring’ wachtte. Dit laatste heeft de vertrouwenspersoon niet, althans onvoldoende onderbouwd en de directeur heeft dit weersproken, in de zin dat in klagers geval het geldende protocol is gevolgd. Op basis van deze informatie neemt de beroepscommissie aan dat het protocol de mogelijkheid bood om klager op 15 maart 2021 in een scheurjurk te fouilleren. Dat ontslaat de instelling echter niet van de plicht zich ervan te vergewissen of een dergelijk ingrijpen onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is.

Aan het fouilleren van klager met behulp van een scheurjurk, ging het volgende vooraf. In de ochtend nadat klager in de instelling terugkeerde van een verlof, ontwaarde de groepsleiding een wietlucht op zijn kamer. Daarop moest hij in zijn kamer blijven, is meerdere keren geprobeerd met hem in gesprek te gaan en is zijn kamerdeur uiteindelijk op ‘enkel slot’ gedraaid. Tijdens de kamercontrole die daarna is uitgevoerd, zijn geen drugs gevonden. Klager gaf tijdens een gesprek aan dat hij bij zijn terugkeer in de instelling een halve joint heeft meegenomen, deze in zijn kamer heeft verstopt en de volgende ochtend heeft opgerookt. Ter zitting van de klachtencommissie geeft klager verder aan dat is geprobeerd hem via de reguliere procedure te fouilleren, maar dat een groepsleider in de buurt van zijn lies kwam en dat klager hem vervolgens boos heeft weggeduwd. Klagers mentor heeft ten overstaan van de klachtencommissie toegelicht dat klager niet wilde samenwerken, dat het protocol is gevolgd en dat de operationeel manager toestemming heeft verleend om klager in een scheurjurk te fouilleren.

Het fouilleren met gebruikmaking van een scheurjurk maakt een forse inbreuk op het recht van de jeugdige op onaantastbaarheid van het lichaam en op lichamelijke integriteit. Bij een dergelijke inbreuk moeten eisen van doelmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit in acht worden genomen. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval aan deze eisen wordt voldaan.

De hierboven beschreven situatie is (in beroep) niet betwist, evenals het feit dat de mogelijkheid tot het fouilleren van klager bij middelengebruik in zijn hulpverleningsplan is opgenomen. Uit het voorgaande blijkt dat bij de groepsleiding een sterk vermoeden bestond van de aanwezigheid van drugs en dat alternatieve, minder ingrijpende mogelijkheden waren uitgeput om de (eventueel) aanwezige drugs te vinden. Pas nadat meerdere keren met klager in gesprek was gegaan en een kamercontrole was uitgevoerd, is tot fouilleren overgegaan. De enkele omstandigheid dat klager ontkende (nog meer) drugs in zijn bezit te hebben, maakt volgens de beroepscommissie niet dat het fouilleren niet gerechtvaardigd was. Klager was gedurende het voorval bij machte om de verdenking van drugsgebruik en/of -bezit weg te nemen, maar heeft er vervolgens openlijk voor gekozen niet mee te werken aan de ‘reguliere’ fouillering. Dit fouilleren en het fouilleren in de scheurjurk heeft, zo leidt de beroepscommissie af uit het dossier, in de beslotenheid van klagers eigen kamer plaatsgevonden.

Hoewel het fouilleren van klager met gebruikmaking van een schurkjurk ingrijpend is, kan deze beslissing, gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de klachtencommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de klachtencommissie met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 10 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. P. de Bruin, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven