Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23018/JZ, 19 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23018/JZ

  

           

Betreft [klager]

Datum 19 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – een klacht ingediend tegen de tijdelijke plaatsing in afzondering onder cameratoezicht.

De klachtencommissie bij Via Icarus heeft klager op 23 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht (2021/37). De uitspraak van de klachtencommissie is bijgevoegd.

[…], vertrouwenspersoon bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) (hierna: de vertrouwenspersoon), heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft de vertrouwenspersoon, […], GZ-psycholoog en hoofd behandeling bij Via Icarus, en […], juridisch ondersteuner bij Via Icarus, gehoord op de zitting van 13 oktober 2021 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

[…], adviseur bij de Afdeling advisering van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De klachtencommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, terwijl de klacht binnen een redelijke termijn is ingediend. Subsidiair is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Klager heeft de klacht, mede op advies van de vertrouwenspersoon, ingediend op het moment dat hem duidelijk werd dat bemiddeling niet tot een voor hem bevredigend resultaat zou leiden.

Na het incident op 2 mei 2021 is direct actie ondernomen. Op 10 mei 2021 heeft klager met de vertrouwenspersoon over het incident gesproken en op 11 mei 2021 vond een gesprek plaats met de gedragswetenschapper en klagers persoonlijke begeleider. Op 12 mei 2021 verzocht klager om een gesprek met de betrokken medewerkers, welke gesprek uiteindelijk op 7 juni 2021 heeft plaatsgevonden. Klager wil erkenning krijgen van het feit dat op een andere manier gehandeld had kunnen of moeten worden. Aangezien hij niet het vertrouwen had dat dit zou gebeuren en hij een beoordeling van de klachtencommissie wenste, heeft hij de klachtencommissie via de vertrouwenspersoon op 1 juni 2021 laten weten dat hij een klacht zou indienen. Hij heeft zijn klachten toen zo snel mogelijk met de vertrouwenspersoon op papier gezet en op 28 juni 2021 ingezonden. Al in de aankondigingsbrief, het klaagschrift en ter zitting van de klachtencommissie is uiteengezet waarom het indienen van de klacht op zich heeft laten wachten. Van klager en de vertrouwenspersoon kan niet worden verwacht dat zij een klaagschrift indienen, voordat is geprobeerd om met de betreffende medewerkers tot een oplossing te komen. Vanwege aan de coronacrisis gerelateerde omstandigheden was er ten tijde van de bemiddelende gesprekken en de klacht slechts één vertrouwenspersoon aan de instelling verbonden. Inmiddels is een tweede vertrouwenspersoon aangetrokken. Nadat de klacht was ingediend, heeft op 4 juli 2021 nog een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden, naar aanleiding waarvan klager zijn klacht heeft gehandhaafd.

De door de klachtencommissie gehanteerde klachttermijn van twee weken is niet redelijk en in strijd met de wet en de bedoeling van de wetgever. Er bestaan uiteenlopende redenen waarom een jeugdige pas op een later moment een klacht wil of kan indienen. Dit blijkt onder meer uit het onderzoek van het AKJ van mei 2021 over klachtenbehandeling in de jeugdbeschermingsketen. Via Icarus is ook de enige instantie in de jeugdbescherming en de gesloten jeugdhulp die een dergelijke onredelijke en extreem korte klachttermijn hanteert. De klachttermijn zou moeten beginnen te lopen op het moment dat bemiddeling niet is geslaagd. De kinderombudsman heeft in zijn onderzoek van 12 februari 2016 eveneens benadrukt dat soepel moet worden omgegaan met een termijnoverschrijding indien dit de jongere niet valt te verwijten. Het is, gezien dit alles, onbegrijpelijk dat de klachtencommissie heeft geoordeeld dat de vertrouwenspersoon het door de wetgever voorgestane systeem van een effectieve en laagdrempelige geschilbeslechting op een onaanvaardbare wijze doorkruist. De klachten-commissie laat hiermee zien dat de procedure belangrijker is dan de inhoud en miskent de waarde van bemiddeling. Op deze manier kan klager niet effectief gebruik maken van zijn klachtrecht.

Het bevreemdt dat de klachtencommissie klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klachten, maar in de vorm van een aanbeveling wel een inhoudelijk oordeel geeft over het incident. Bovendien heeft de klachtencommissie zelf de wettelijke termijn van vier weken overschreden waarbinnen zij volgens de wet uitspraak had dienen te doen.

Van het incident op 2 mei 2021 heeft klager last gehad. Het was een momentopname en de situatie escaleerde. De lichamelijke verschijnselen als gevolg van klagers diabetes konden niet op camera worden waargenomen. Het was beter geweest bij hem regelmatig langs te gaan.

 

Standpunt van de directeur

De directeur sluit zich met betrekking tot de niet-ontvankelijkheidsverklaring aan bij het oordeel van de klachtencommissie. Deze zaak is een leermoment en laat zien hoe de klachtenprocedure in de praktijk werkt. De tweewekentermijn lijkt (in de beleving van klager) een obstakel op te werpen, terwijl dat niet de bedoeling is van de klachtenprocedure. Ondanks de in de klachtenregeling vastgestelde termijn, is het altijd mogelijk een klacht na afloop van deze termijn in behandeling te nemen. Het is goed als een jongere een klacht indient, maar dat wil niet zeggen dat in alle gevallen wordt ingezet op de formele klachtenprocedure. Bemiddeling door de maandcommissaris verdient immers in principe de voorkeur. In dit geval heeft de vertrouwenspersoon op eigen initiatief een bemiddelingstraject gestart. Dat betekent echter niet dat het indienen van een klaagschrift achterwege kan worden gelaten. Indien tijdig een klacht was ingediend, had deze situatie kunnen worden voorkomen. Inmiddels zijn de klachtencommissie en het AKJ in gesprek over de concrete invulling van een redelijke klachttermijn.

De klachtencommissie heeft de instelling aanbevolen om aandacht te schenken aan de beschikbaarheid van een geactualiseerd behandelingsplan, over wat klager in verband met zijn diabetes nodig heeft en hoe moet worden gehandeld als hij zich niet houdt aan dat wat in het kader van deze behandeling nodig is. Deze aanbeveling is gebaseerd op de veronderstelde kennislacune binnen de instelling over klagers ziekte. Dit klopt echter niet. De medische dienst beschikt over adequate kennis met betrekking tot diabetes en hoe moet worden gehandeld bij afwijkende hoeveelheden bloedsuikers (hypo en hyper). Dit wordt met het team besproken. In dit geval is met andere teams geschakeld om de door klagers getoonde aversie tegen de betreffende medewerkers weg te nemen en om toch insuline te kunnen spuiten. Volgens de klachtencommissie zou in klagers behandelplan moet worden opgenomen wat moet worden gedaan bij fraude of manipulatie bij de behandeling van zijn diabetes. Dit is echter niet uitvoerbaar, omdat voor deze problematiek geen one-size-fits-all-benadering bestaat.

De instelling is verantwoordelijk voor klagers gezondheid en het toezicht op het toedienen van medicatie. Op het moment dat klager in het ziekenhuis terechtkomt, is de situatie al geëscaleerd. Uit klagers hulpverleningsplan volgt dat hij bekend is met manipulatief en ontwrichtend gedrag en dat hij zijn ziekte gebruikt om bepaalde dingen af te dwingen, bijvoorbeeld een verblijf in het ziekenhuis. Inmiddels gaat het goed met hem, is er een goede behandelrelatie en zal hij over vier à vijf maanden naar een vervolgplek gaan. Ten tijde van het incident was echter een impasse ontstaan. Op de betreffende dag vertoonde klager afstotend gedrag richting de groepsleiding, wat uiteindelijk heeft geleid tot de tijdelijke kamerplaatsing. Aangezien deze plaatsing langer duurde dan in eerste instantie was afgesproken, wilde klager niet meer eten. Uiteindelijk is, naast de fysieke controle, cameratoezicht toegepast om klagers gezondheid te kunnen monitoren. Er konden zich verschillende fysieke verschijnselen voordoen, waarbij zijn gezondheidssituatie plotseling kon verslechteren. Daarom was het cameratoezicht noodzakelijk. De plaatsing in afzondering heeft plaatsgevonden in de avond en in de nacht.

 

3. De beoordeling

Relevante wettelijke bepalingen

In artikel 4.2.1, eerste lid, van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder een regeling treft voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige. De regeling moet op passende wijze onder de aandacht van de jeugdige worden gebracht. Volgens het tweede lid voorziet deze regeling erin dat klachten door een klachtencommissie worden behandeld.

Op grond van artikel 6.3.1, eerste en tweede lid, van de Jeugdwet kan de jeugdhulpaanbieder de jeugdige binnen de gesloten accommodatie tijdelijk tegen zijn wil in afzondering plaatsen, voor zover noodzakelijk om de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken of voor zover noodzakelijk voor de veiligheid van de jeugdige of anderen.

Op grond van artikel 6.5.1, eerste lid, van de Jeugdwet kan een jeugdige binnen een redelijke termijn tegen een beslissing als bedoeld in artikel 6.3.1, eerste lid, een schriftelijke klacht indienen bij de klachtencommissie. De klachtencommissie neemt volgens het derde lid zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop de klacht is ontvangen, een beslissing op de klacht.

Artikel 6.2.1 van het Besluit Jeugdwet bepaalt dat de klacht ter kennis wordt gebracht van één lid van de klachtencommissie teneinde te bemiddelen, indien de klager daarom verzoekt.

 

De klachtenregeling van Icarus

In de klachtenregeling van Via Icarus is, voor zover hier relevant, het volgende bepaald:

 

3.6 Bemiddeling

Op verzoek van de klager kan er over beslissingen vermeld in artikel 6.5.1 eerst worden bemiddeld door een lid van de klachtencommissie (bemiddelaar). Indien bij ontvangst van de klacht bij de klachtencommissie de mogelijkheid bestaat om eerst een informeel traject van bemiddeling aan te gaan, dan wordt dit voorgesteld bij de jeugdige en wordt er, enkel mits diens toestemming, overgegaan tot bemiddeling. Leidt de bemiddeling tot een voor de klager bevredigende oplossing, dan hoeft de klacht niet meer te worden behandeld. Een afschrift van het resultaat van de bemiddeling wordt bezorgd aan de jeugdige en de directeur van de instelling. Voor bemiddeling gelden dezelfde termijnen als voor de klachtbehandeling.

 

3.7 Wat is de termijn (indiening klacht)?

De klacht dient binnen een redelijke termijn te worden ingediend, zijnde binnen 2 weken nadat de beslissing waarover men klaagt is genomen. Verstrijkt deze termijn van 2 weken, dan betekent dit niet onmiddellijk dat de betreffende klacht niet in aanmerking komt voor klachtbehandeling, dit naar het oordeel van de klachtencommissie.’’

 

Ontvankelijkheid klacht

Op 28 juni 2021 heeft klager een klacht ingediend over de tijdelijke plaatsing in afzondering op 2 mei 2021. De klachtencommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht, omdat deze buiten de redelijke termijn van twee weken is ingediend. De klachtencommissie heeft hiertoe, kort gezegd, overwogen dat klager op de hoogte was of had kunnen zijn van de mogelijkheid om te klagen en dat het systeem van een effectieve en laagdrempelige geschilbeslechting op onaanvaardbare wijze is doorkruist, doordat de vertrouwenspersoon zo lang heeft gewacht met het indienen van de (gemotiveerde) klacht. Er zijn daarnaast geen uitzonderlijke feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.

De beroepscommissie kan zich met dit oordeel niet verenigen en overweegt hierover als volgt. Het doel van de klachtenregeling is om klachten effectief en op een laagdrempelige manier te behandelen. De wetgever heeft in dit verband uitgelegd (zie Kamerstukken II 2012-2013, 33 684, nr. 3, p. 170) dat de klachtenbehandeling binnen een vast te stellen, niet te lange termijn moet worden afgerond. Gevoelens van onmacht en onvrede bij de jeugdige en gevoelens van onzekerheid bij degene over wie is geklaagd, dienen niet langer te duren dan strikt noodzakelijk. Het belang van partijen bij een snelle conflictoplossing komt mede tot uitdrukking in de aan de klachtencommissie gerichte wettelijke opdracht om binnen een bepaalde termijn uitspraak te doen. De beroepscommissie merkt hierbij op dat de klachtencommissie in klagers geval niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van vier weken uitspraak heeft gedaan. Hoewel het wenselijk is dat de klachten¬commissie binnen deze termijn uitspraak doet, zijn er echter geen wettelijke consequenties indien hieraan geen uitvoering wordt gegeven.

 

In de toelichting op de Jeugdwet (p. 206) staat verder het volgende:

‘‘Klachten moeten binnen een redelijke termijn worden ingediend. Bewust is afgezien van een in de wet gefixeerde termijn. De flexibele termijn maakt mogelijk dat een jeugdige die hulp bij het klagen nodig heeft daar langer over kan doen. Ook biedt het de mogelijkheid aan jeugdigen die aanvankelijk bang zijn te klagen dit alsnog te doen op een later moment. De terminologie redelijke termijn houdt anderzijds in dat de jeugdige als hij lang wacht met klagen moet aantonen dat voor dat lange wachten een goede reden bestond.’’

Nadat klager tijdelijk in afzondering werd geplaatst, heeft hij zich – ondersteund door de vertrouwenspersoon – moeite getroost om via informele weg een oplossing te vinden voor zijn klachten. Zo heeft hij zijn geschilpunten voorgelegd aan de gedragswetenschapper, zijn persoonlijke begeleider en andere bij het incident betrokken medewerkers. Op het moment dat dit niet tot een voor hem bevredigend resultaat leidde, heeft hij met hulp van de vertrouwenspersoon, ongeveer twee maanden na de maatregel van afzondering, een klaagschrift opgesteld en ingediend.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan deze gang van zaken klager niet worden tegengeworpen. Klager, diens vertrouwenspersoon en medewerkers bij de instelling hebben – buiten de formele wegen om – geprobeerd het geschil onderling op te lossen en klagers onvrede weg te nemen, maar dat is niet gelukt. Het tijdsverloop dat hierdoor is ontstaan, kan in de gegeven omstandigheden in redelijkheid geen obstakel vormen om de klacht (na het eveneens niet geslaagde bemiddelingsgesprek) aan de klachtencommissie voor te leggen. Dat geldt zeker nu de wetgever bewust ervoor heeft gekozen om een flexibele termijn te hanteren. Klager heeft dus een goede reden gehad om pas na enige tijd zijn klacht in te dienen.

Het voorgaande betekent dat de uitspraak van de klachtencommissie wordt vernietigd en dat klager alsnog ontvankelijk wordt verklaard in zijn klacht. Daarmee komt de beroepscommissie toe aan een inhoudelijke beoordeling.

 

Inhoudelijke beoordeling

Uit het dossier, waaronder de klacht en de rapportages van 2 mei 2021, en wat ter zitting is besproken blijkt het volgende. Klager lijdt aan diabetes, waarvoor hij in overleg met de groepsleiding zelfstandig zijn suikerwaarden controleert en insuline spuit. Op 2 mei 2021 om 10:00 uur weigerde klager te eten. In aanloop naar de kamerplaatsing is zijn gezondheid frequent ‘aan de deur’ gecontroleerd. Daarnaast is meermalen geprobeerd met hem het gesprek aan te gaan en hem te bewegen om zijn suikerwaarden te delen, insuline te spuiten en iets te eten. Klager was boos en gestrest, vertoonde veel weerstand en heeft richting de groepsleiding bedreigingen geuit. Uiteindelijk is hij om 13:45 uur tijdelijk in afzondering geplaatst onder cameratoezicht, wat tot de volgende ochtend heeft geduurd. Deze beslissing is genomen in samenwerking en afstemming tussen verschillende teams, de dienstdoende groepsleiding, de gedragswetenschapper en een diabetesverpleegkundige.

Nadat verschillende minder ingrijpende, maar vergeefse pogingen waren gedaan om klagers weerspannige houding te veranderen, is beslist tot de kamerplaatsing met cameratoezicht. Het cameratoezicht werd gecombineerd met frequente checks aan de deur. Aangezien klager als diabetespatiënt voor langere tijd niet wilde eten, zijn suikerwaarden niet wilde meedelen en geen insuline wilde spuiten, bestonden grote zorgen rondom zijn gezondheid. Het risico bestond dat zijn toestand extreem zou verslechteren (een hypo), wat zich zou uiten in braken, flauwvallen of epileptische aanvallen. Gezien al deze omstandigheden kon klagers veiligheid niet worden gegarandeerd zonder dat voortdurend toezicht werd gehouden op zijn gezondheid.

Klager voelde zich ten tijde van het incident onder druk gezet en heeft de kamerplaatsing en het daarbij toegepaste cameratoezicht als zeer ingrijpend ervaren. Hoewel de beroepscommissie dat begrijpt, waren de genomen maatregelen, gelet op klagers gedrag en houding alsmede de aard en ernst van zijn ziektebeeld, noodzakelijk en gerechtvaardigd. Vanuit de instelling is hierbij zorgvuldig gehandeld. Daarom kan de beslissing tot tijdelijke plaatsing in afzondering en onder cameratoezicht niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie verklaart de klacht ongegrond.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de klachtencommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn klacht, maar verklaart deze klacht ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 19 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. P. de Bruin, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven