Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1662/TA, 24 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1662/TA

betreft: [klager] datum: 24 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 juni 2007 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing dat klager geen spirituele en occulte boeken in zijn persoonlijke verblijfsruimte in zijn bezit mag hebben.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager mag geen spirituele en occulte boeken in zijn bezit hebben. De behandelaars denken dat klager psychisch zal decompenseren door het lezen van deze
boeken. De meeste boeken gaan over ‘witte magie’ en het vereren van oude goden, waarbij speciale rituelen horen (‘witchcraft’). Klager ziet zichzelf als een moderne heks. Onder de boeken bevinden zich enkele encyclopedieën en een opleiding tot
hogepriester. Het vorenstaande heeft absoluut niets met satanisme te maken. Soms is er een heksensabbat, dat houdt in het dansen in de natuur en het één zijn met de natuur. Het is voor een deel ook een vruchtbaarheidscultus en het vieren van de
zonnewenden en andere speciale dagen. Klager wil zijn geloof kunnen uitoefenen en zijn interesse in de wiccacultuur verbreden.

Het hoofd van de inrichting heeft in zijn toelichting verwezen naar zijn verweerschrift voor de beklagcommissie. Aanvullend daarop merkt het hoofd van de inrichting op dat klager steeds beter functioneert, niet manifest psychotisch is en zijn programma
zonder veel problemen volgt. De psychotische kwetsbaarheid blijft echter bestaan, gelet op de overgevoeligheid voor prikkels en de snelle vermoeibaarheid. Antipsychotische medicatie blijft geïndiceerd. Voorts dient klager gedurende langere periode
psychisch stabiel te zijn. Vandaar dat klager inmiddels zijn studieboeken retour heeft gekregen, maar de occulte en esoterische boeken worden behandeltechnisch nog immer zeer ongeschikt geacht. Zodra klagers behandelaars geen bezwaren meer zien in het
hebben van de betreffende boeken, kan klager deze op zijn kamer hebben. Vooralsnog is daar echter geen sprake van.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 44, tweede en derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp niet in zijn persoonlijke verblijfsruimte mag plaatsen of bij zich mag hebben, indien dit noodzakelijk is met het
oog op onder meer de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen.

Het hoofd van de inrichting heeft enkele occulte en spirituele boeken van klager die hij in zijn persoonlijke verblijfsruimte in bezit had, in beslag genomen. Uit het verweerschrift van 13 april 2007 van het hoofd van de inrichting voor de
beklagcommissie komt naar voren dat klager in de vorige inrichting waar hij verbleef, zeer gevoelig was voor psychotische decompensatie, waarbij het herhaaldelijk tot soms heftige agressie kwam. Klager decompenseerde psychotisch erg snel door relatief
zeer geringe prikkels. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing van het hoofd van de inrichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk is. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. I.E. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 24 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven