Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24055/GV, 9 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24055/GV

Betreft              [klager]

Datum              9 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 29 oktober 2021 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. T. van Assendelft de Coningh, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt om incidenteel verlof teneinde een afscheidsbezoek te brengen aan zijn terminaal zieke tante. De huisarts heeft bevestigd dat klagers tante terminaal ziek is. Haar gezondheidssituatie gaat snel achteruit en het staat vast dat zij op korte termijn zal komen te overlijden. Verweerder stelt dat een tante geen direct familielid is en dat om die reden geen advies is ingewonnen van het Openbaar Ministerie en de medisch adviseur van de Afdeling Individuele Advisering. Verweerder merkt echter ook op dat de opsomming in artikel 23 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) geen limitatieve opsomming betreft.

Ondanks dat in artikel 23 van de Regeling niet wordt genoemd dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende tante, is in onderhavig geval wel sprake van een zeer hechte band. De band tussen klager en zijn tante gaat zo diep, dat hij haar als tweede moeder beschouwt. Klagers tante had dit graag schriftelijk willen bevestigen, maar is hiertoe niet in staat. Het feit dat sprake is van een andere familierelatie dan normaliter het geval is, maakt dat het onterecht is dat het verlof is afgewezen. Daarnaast bestaat er maar één kans om afscheid te nemen van een dierbare. Zodra klagers tante komt te overlijden zonder dat hij afscheid heeft kunnen nemen, zal dit hem de rest van zijn leven achtervolgen. Gelet op het grote belang van het verlof voor klager is hij zeer bereid om medewerking te verlenen aan bijzondere voorwaarden, zoals het dragen van een enkelband.

Standpunt van verweerder

Hoewel het begrijpelijk is dat klager afscheid wil nemen van zijn tante, is de noodzaak tot incidenteel verlof niet aangetoond of aannemelijk gemaakt. Dat een tante niet vermeld is in de opsomming in artikel 23 van de Regeling, hoeft op zichzelf niet tot een afwijzing van het verzoek te leiden. Klager heeft echter ook geen documenten overgelegd van een medisch specialist of gedragsdeskundige waaruit de noodzaak volgt. Daarnaast heeft klager niet, dan wel onvoldoende, aangetoond dat de band die hij heeft met zijn tante gelijkgesteld moet worden met die van een ouder of een broer of zus. De enkele stelling van klager dat hij zijn tante als een tweede moeder beschouwt is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 10 december 2019 gedetineerd. Hij is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Klager heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 12 december 2025.

In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Ingevolge artikel 23 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner, kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.

Voordat het incidenteel verlof wordt verleend voor een bezoek aan een persoon, dient ten aanzien van de te bezoeken persoon vast te staan dat: a. de beweerde band bestaat, b. de relatie hecht is, en c. de te bezoeken persoon geen bezwaar tegen het bezoek heeft. De lichamelijke gesteldheid van een relatie dient door een arts te zijn bevestigd (artikel 22, eerste en tweede lid, van de Regeling).

Op grond van artikel 1, onder d, van de Regeling wordt onder ‘ouder’ verstaan: de ouder van de gedetineerde, alsmede de stiefouder, pleegouder of grootouder, voor zover deze gedurende een langere tijd de ouderrol heeft vervuld.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat hij een (afscheids)bezoek wilde brengen aan zijn op dat moment terminaal zieke tante.

De beroepscommissie overweegt dat de tante van de gedetineerde niet behoort tot de in de Regeling genoemde familierelaties terzake waarvan incidenteel verlof kan worden verleend. Voor zover klager stelt dat de band met zijn tante zo diep gaat, dat hij haar als een tweede moeder beschouwt, is deze moeder-zoon band niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd. Hoewel de beroepscommissie klagers wens begrijpt, kon zijn verzoek om incidenteel verlof hierom in redelijkheid worden afgewezen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 9 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven