Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24008/SJA, 5 november 2021, schorsing
Uitspraakdatum:05-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/24008/SJA

               

Betreft [verzoeker]

Datum 5 november 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker], geboren op [geboortedatum] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse (hierna: de directeur) heeft op 27 oktober 2021 beslist om klager, als deelnemer van een scholings- en trainingsprogramma (STP), tijdelijk terug te plaatsen in de inrichting.

 

Verzoekers raadsman, mr. M. de Klerk, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (Hb-2021-000282) en van de schriftelijke inlichtingen vanuit de RJJI De Hartelborgt van 5 november 2021.

 

2. De beoordeling

Verzoeker vraagt om schorsing van zijn tijdelijke terugplaatsing in de inrichting. Dit is een beslissing waarover verzoeker beklag kan doen (artikel 13 van het Regelement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj)). Uit de schriftelijke inlichtingen van de RJJI De Hartelborgt van 5 november 2021 volgt dat nog niet formeel is beslist over verzoekers (eventuele) definitieve terugplaatsing.

 

Relevante regelgeving

Artikel 12, derde lid, van het Rjj bepaalt dat degene die belast is met de feitelijke uitvoering van het STP terstond rapporteert aan de directeur in geval van overtreding van de voorwaarden. De directeur kan, afhankelijk van de ernst van de overtreding, alsdan beslissen tot:

a.  het geven van een waarschuwing aan de deelnemer aan het STP;

b.  wijziging of aanvulling van de bijzondere voorwaarden, gesteld aan deelname aan een STP;

c.  tijdelijke terugplaatsing van de jeugdige in de inrichting, met bepaling van de duur daarvan;

d.  algehele beëindiging van het STP.

 

Volgens het vierde lid geeft de directeur de deelnemer aan een STP van een beslissing als bedoeld in het derde lid onverwijld schriftelijk en zo veel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling.

 

Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Regeling verlof en STP jeugdigen duurt een tijdelijke terugplaatsing maximaal twee weken. Indien een terugplaatsing van langere duur nodig is, overlegt de directer met de minister of de terugplaatsing eenmalig met twee weken kan worden verlengd.

 

Inhoudelijk oordeel

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

 

Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

 

Uit de schriftelijke beslissing tot tijdelijke terugplaatsing volgt dat het verzoeker onvoldoende lukt om zich aan de in zijn STP-plan vastgelegde voorwaarden te houden, waardoor er zorgen bestaan over de veiligheid van verzoeker, van medebewoners en van medewerkers. Deze zorgen zijn volgens de directeur dermate groot dat het op dit moment niet verantwoord is om verzoekers deelname aan het STP te continueren. De directeur zal, samen met de jeugdreclassering en de jeugdhulpvoorziening waar verzoeker verbleef, onderzoeken of zijn deelname aan het STP mogelijk weer kan worden hervat.

 

De directeur heeft toegelicht dat verzoeker zich niet begeleidbaar en behandelbaar heeft opgesteld, niet naar school is gegaan en middelen heeft gebruikt. Ook wordt hij ervan verdacht medebewoners aangespoord te hebben tot middelengebruik. Met dit gedrag heeft verzoeker de voorwaarden voor deelname aan het STP geschonden.

 

Verzoeker stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen en dat met een minder ingrijpend alternatief had kunnen worden volstaan, zoals een waarschuwing. Hij heeft ook niet eerder een formele waarschuwing gekregen.

 

De voorzitter acht de beslissing tot tijdelijke terugplaatsing niet op voorhand onredelijk of onbillijk. Verzoeker heeft de voorwaarden van zijn deelname aan het STP zodanig overtreden dat niet alleen de veiligheid van hemzelf, maar ook van anderen in het geding is gekomen. Vanwege zijn houding en gedrag is het niet mogelijk hem de begeleiding te bieden die hoort bij de deelname aan een STP. Deze omstandigheden zijn, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, voldoende zwaarwegend om de terugplaatsing van verzoeker te rechtvaardigen. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 5 november 2021 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven