Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23981/SGA, 4 november 2021, schorsing
Uitspraakdatum:04-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23981/SGA

    

Betreft verzoeker

Datum 4 november 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Verzoekers raadsman, mr. Y. Bouchikhi, vraagt namens verzoeker om schorsing van het voortduren van de (verdere) tenuitvoerlegging van een aantal toezichtmaatregelen die aan verzoeker zijn opgelegd in het kader van zijn plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst). Deze maatregelen zijn ingegaan op 10 juni 2021 en eindigen op 10 december 2021.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (LW 2021-472).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat de directeur niet heeft voldaan aan het vereiste dat hij een maandelijkse toets dient te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen. Volgens verzoeker blijkt dit vereiste uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie. Verzoeker is bovendien niet gehoord en heeft ook geen verslag ontvangen. Verzoekers raadsman verwijst hierbij naar RSJ 16 januari 2014, 13/2402/GA. Daarnaast is niet gebleken dat de opgelegde toezichtmaatregelen noodzakelijk zijn en zijn de toezichtmaatregelen ook disproportioneel.

De directeur verwijst naar de inhoud van het verweer op verzoekers eerdere klaagschrift (LW-2021-406). Dit betreft een identiek klaagschrift, dat op 12 november 2021 door de beklagcommissie zal worden behandeld. Verder voert de directeur aan dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan de opgelegde toezichtmaatregelen aangepast zullen worden. De oplegging van de toezichtmaatregelen is nog altijd noodzakelijk.

De voorzitter overweegt als volgt.

Voor zover namens verzoeker is aangevoerd dat de opgelegde toezichtmaatregelen niet noodzakelijk zijn en tevens disproportioneel, overweegt de voorzitter dat er op dit moment niet gebleken is van gewijzigde omstandigheden met betrekking tot verzoekers plaatsing op de GVM-lijst, de daarbij genoemde indicaties en de eigen belangenafweging van de directeur. Gelet daarop en gelet op de eerdere uitspraak van de schorsingsvoorzitter (RSJ 23 juni 2021, 21/21872/SGA) overweegt de voorzitter dat het voortduren van de opgelegde toezichtmaatregelen in zoverre niet op voorhand als onredelijk of onbillijk aangemerkt kan worden.

Verder overweegt de voorzitter dat de directeur, zoals uit jurisprudentie van de beroepscommissie volgt, gehouden is maandelijks een voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke belangenafweging te maken omtrent de voortduring van de noodzaak van de toezichtmaatregelen. Hoewel uit de Penitentiaire beginselenwet en uit de circulaire GVM van 8 juli 2021 (kenmerk 3399954) niet volgt dat de directeur een gedetineerde daarover maandelijks dient te horen of dat de directeur maandelijks schriftelijk aan de gedetineerde kenbaar dient te maken welke gronden en argumenten aan zijn afwegingen en beslissing ten grondslag hebben gelegen, acht de voorzitter dit wel wenselijk. Nu uit de stukken echter voldoende aannemelijk is geworden dat er een maandelijkse toetsing heeft plaatsgevonden, en nu de directeur op 15 september 2021 met verzoeker heeft gesproken over de opgelegde toezichtmaatregelen, kan het voortduren van de opgelegde toezichtmaatregelen ook in zoverre niet op voorhand als onredelijk of onbillijk aangemerkt worden.

 

De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 4 november 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven