Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1258/GM, 20 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07 /1258/GM

betreft: [klager] datum: 20 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zoetermeer ,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 mei 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klager noch de inrichtingsarts verschenen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De inrichtingsarts van de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 maart 2007, betreft het niet afgeven van een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht – schriftelijk en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Klager heeft eerder wel een contra-indicatie gehad voor een verblijf in een meerpersoonscel. Ook de eerste periode in Zoetermeer verbleef hij in een éénpersoonscel Op 19 maart 2007 moest hij naar een meerpersoonscel. Klager komt op 5 september 2007
vrij. Hij heeft psychische problemen doordat hij in de afgelopen periode veel klappen heeft gehad op het persoonlijke vlak. Zo is een zoon nog niet zo lang geleden overleden, terwijl een andere zoon sinds februari 2007 gedetineerd is geraakt. Verder
heeft klager heeft ook vrienden verloren tijdens zijn detentie. Hij is door dit alles feitelijk nog steeds in een shock en kan het verblijf in een meerpersoonscel niet aan.

De inrichtingsarts heeft – schriftelijk en zakelijk weergegeven – het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft tijdens zijn verblijf in detentie vrijwel geen gebruik gemaakt van de medische zorg. Hij is enkel bij de medische dienst en de psycholoog geweest ten tijde van het overlijden van zijn zoon. Dit was in januari 2007. Er was geen reden om tot
een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel te komen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat uit hetgeen door klager en de inrichtingsarts naar voren is gebracht en uit hetgeen overigens in het proces-dossier naar voren komt, niet aannemelijk is geworden dat er bij klager sprake zou zijn van een
contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel. Klager is, alvorens is overgegaan tot plaatsing in een meerpersoonscel, gezien door een gedragsdeskundige en hij is besproken in het psycho-medisch overleg. De beroepscommissie is, het voorgaande
in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De omstandigheid dat klager eerder, in een andere inrichting, wel in een
éénpersoonscel heeft verbleven, doet daaraan niet af. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven