Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1267/GM, 20 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1267/GM

betreft: [klager] datum: 20 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie PI Oosterhoek te Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 mei 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn klager, diens raadsman noch de inrichtingsarts verschenen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman, mr. E.R. Weening heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Ook de inrichtingsarts verbonden aan de PI
Oosterhoek heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is –zakelijk weergegeven – in beroep het volgende – schriftelijk – aangevoerd. Klager verzoekt allereerst om aanhouding van de behandeling van het beroep nu zijn raadsman verhinderd is ter zitting aanwezig te zijn en hij het
beroep
met bijstand van zijn raadsman wenst toe te lichten. Voorts is aangevoerd dat klager eerder door de inrichtingsarts van de p.i. Vught in september 2004 arbeidsongeschikt is verklaard. Hij verwijt de inrichtingsarts van de p.i. Oosterhoek dat deze
klager
onder meer om racistische redenen niet arbeidsongeschikt wenst te verklaren. Hij kan zich niet verenigen met het standpunt van de medisch adviseur. Andere (blanke) gedetineerden worden in de p.i. Oosterhoek zonder veel moeite wel arbeidsongeschikt
verklaard. De reden voor klagers ongeschiktheid is met name gelegen in zijn ziekte (diabetes type 1). Klager wenst overigens geen contact meer te hebben met de medische dienst van de p.i. Oosterhoek.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt – schriftelijk – ingenomen.
Klager heeft bij binnenkomst aangegeven arbeidsongeschikt te zijn en daartoe een schriftelijk stuk overgelegd. Door de verpleegkundigen is navraag gedaan bij de medische dienst van de inrichting waar hij voordien verbleef en door de medische dienst van
die inrichting werd aangegeven dat klager tijdens zijn verblijf aldaar arbeidsgeschikt was. Klagers dossier is uitgebreid doorgenomen en er is informatie opgevraagd bij verschillende specialisten. Bij klager is een gering actieve vorm van artritis
psoriatica gevonden, welke medicinaal wordt behandeld. Met deze aandoening moet het mogelijk zijn om aan het arbeidsproces deel te nemen. Klagers houding naar de medische dienst belemmert de arts om met hem over zijn klachten met betrekking tot de
arbeidsgeschiktheid te praten. De arts heeft klager inmiddels al enkele maanden niet meer gezien.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht en ziet geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden. Het daartoe strekkende verzoek van klager wordt daarom afgewezen.

Uit hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht en uit de zich in het
procesdossier bevindende stukken wordt niet aannemelijk dat de inrichtingsarts dan wel de medische dienst van de p.i. Oosterhoek op onredelijke gronden heeft geconcludeerd dat klager geschikt was om deel te nemen aan het arbeidsproces in de p.i.
Oosterhoek. Zo is de medische dienst van de inrichting van herkomst geraadpleegd en is het oordeel van verschillende (medisch) specialisten ingewonnen. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien,
het
handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven