Nummer R-20/7957/GA
Betreft klager
Datum 17 november 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)
1. De procedure
klager (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de afwijzende beslissing van de directeur van 22 juni 2020 op het door klager gedane verzoek van 27 mei 2020 om in contact te treden met de media.
De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 31 augustus 2020 het beklag gegrond verklaard, en daarbij bepaald dat de directeur opnieuw een advies moet opvragen bij de advocaat-generaal alvorens over te gaan tot het nemen van een nieuwe beslissing (AR 2020/445). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft [klager], juridisch medewerker bij de PI Alphen, klager en zijn raadsman, mr. W.J. Morra, gehoord op de digitale zitting van 7 september 2021. Als toehoorder was aanwezig [...], secretaris bij de Raad.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De beklagrechter hecht in zijn oordeel veel belang aan het advies van de advocaat-generaal. De directeur heeft daarnaast ook rekening gehouden met mogelijke effecten van mediacontacten op de orde en veiligheid binnen de inrichting. Mediacontact kan ook effect hebben op nabestaanden en derden, alsook maatschappelijke onrust veroorzaken. Niet is gebleken dat nabestaanden er geen bezwaar tegen hebben dat klager contact kan opnemen met de media. De directeur maakt uiteindelijk een belangafweging.
Naar aanleiding van de uitspraak van de beklagrechter, is er een nieuw advies aangevraagd bij de advocaat-generaal. Wederom is door de advocaat-generaal negatief geadviseerd.
Standpunt van klager
De directeur en de advocaat-generaal hebben zich niet goed en volledig laten informeren. De beslissing is onzorgvuldig. De directeur heeft geen acht geslagen op hetgeen is ingebracht door de documentairemaker. Uit deze toelichting volgt dat er juist rekening zal worden gehouden met de nabestaanden. Ook volgt uit deze toelichting dat er niet alleen aandacht zal zijn voor klagers strafzaak maar ook voor andere aspecten van de persoon van klager. Het is niet duidelijk waarom de orde en rust van de inrichting in het geding komen. De opnames zullen plaatsvinden in de advocatenkamer.
De beroepscommissie heeft eerder bepaald dat er geen sprake mag zijn van een categoriale afwijzing. In deze zaak lijkt hier echter wel sprake van te zijn. De directeur heeft zijn beslissing te snel genomen; hij beschikte niet over voldoende informatie. De strafzaak is bovendien inmiddels onherroepelijk. Toen de zaak nog niet onherroepelijk was, werd dit als argument gebruikt om het verzoek af te wijzen. Maar nu de strafzaak onherroepelijk is, is het verzoek toch weer afgewezen.
De documentairemaker heeft contact opgenomen met de broers van klager. Zij hebben te kennen gegeven dat zij er geen bezwaar tegen hebben indien klager contact opneemt met de media. Zijn partner, ooit zelf ook verdachte maar vrijgesproken, heeft al wel een interview gegeven aan het mediabedrijf.
3. De beoordeling
Indien een gedetineerde contact wil hebben met de media, moet hij daartoe een verzoek indienen bij de directeur. Dit volgt onder meer uit de oudere en inmiddels geëxpireerde Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en media d.d. 18 juni 1999, nr. 761025/99/DJI. In die circulaire is nader gespecificeerd welke belangen in het kader van de afweging als bedoeld in artikel 40 van de van de Penitentiaire beginselenwet dienen te worden meegewogen. De beroepscommissie stelt voorop dat deze circulaire – ondanks expiratie ervan en ondanks het feit dat deze nog niet is vervangen – als uitgangspunt wordt genomen bij de beoordeling van het onderhavige beroep.
Hoewel nadere stukken inmiddels meer informatie geven over de bedoeling van de documentairemakers, oordeelt de beroepscommissie over de situatie zoals die was ten tijde van de afwijzende beslissing van de directeur (toetsing ex tunc). De vraag is of de directeur gegeven de op dat moment kenbare feiten en omstandigheden in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. De nadere stukken zijn ingebracht ná de bestreden beslissing en kunnen dus niet worden betrokken bij de beoordeling van klagers verzoek zoals dat nu aan de orde is in onderhavige beroepsprocedure.
Het is aan klager om duidelijk aan te geven waar het verzoek om gaat en om welke reden(en) hij contact wil opnemen met de media. Hij heeft dit in eerste instantie nagelaten. De directeur heeft op grond van - met de wetenschap van nu bezien: mogelijk te - beperkte informatie een beslissing moeten nemen. De directeur heeft besloten dat van tevoren niet is te overzien welke gevolgen mediacontact kan hebben voor de orde en veiligheid binnen de inrichting, voor de eventuele nabestaanden en voor derden. Ook heeft de directeur de mogelijke maatschappelijke onrust die de media-aandacht kan veroorzaken in acht genomen. Verder heeft de directeur meegewogen dat klagers strafzaak - op het moment van indiening van het verzoek - nog niet onherroepelijk was en dat de advocaat-generaal op 18 juni 2020 negatief heeft geadviseerd. Er is dus niet enkel sprake van een negatief advies van de advocaat-generaal, maar er zijn door de directeur meerdere gronden aangedragen waarop de afwijzing van het verzoek is gebaseerd.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om klager niet in de gelegenheid te stellen contact op te nemen met de media naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter