Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16732/GA, 11 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          20/16732/GA                                   

Betreft [Klager]

Datum 11 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         een ordemaatregel van plaatsing in afzondering, met cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen, vanwege het doen van onderzoek of klager betrokken was bij een voorbereiding tot ontvluchting, ingaande op 16 april 2020;

b.         de tenuitvoerlegging van de onder a. genoemde ordemaatregel op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) te Vught;

c.         het moeten dragen van detentiekledij (scheurpak) in plaats van eigen kleding tijdens de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel (VU 2020/702 en VU 2020/703);

d.         de verlenging van voornoemde ordemaatregel voor de duur van veertien dagen, om naar aanleiding van het onderzoek van de voorbereiding tot ontvluchting de verdere detentieroute te bepalen, ingaande op 30 april 2020 (VU 2020/815);

e.         de weigering om klager op 2 mei 2020 met zijn advocaat te laten bellen (VU 2020/827).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 14 december 2020 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. D.C. Dorresteijn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Vught, gehoord op de digitale zitting van 3 september 2021. Als toehoorder was aanwezig mr. D. Boessenkool, secretaris bij de Raad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Als er mogelijke signalen zijn voor een poging tot ontvluchting, dan is het op zich begrijpelijk dat er een ordemaatregel wordt opgelegd. Punt is echter dat klager niet voldoende is geïnformeerd. Pas achteraf is gebleken dat op de dag dat de ordemaatregel is opgelegd, er een doorzoeking is geweest van klagers cel en van de gemeenschappelijke ruimte waar klager verbleef. Wat er na die eerste dag is gebeurd of onderzocht, is nooit aan hem medegedeeld. Klager is ook nooit gehoord over de bevindingen van het onderzoek en hij heeft zich ook niet kunnen verweren tegen het verwijt dat hij betrokken zou zijn bij een poging tot ontvluchting. Hierdoor heeft hij zich op geen enkele manier kunnen verdedigen. Het verwijt dat klager betrokken zou zijn bij een ontvluchting, kwam al snel in de media.

De ordemaatregel was ná de doorzoeking op de eerste dag niet langer noodzakelijk. De raadsman heeft een e-mail en een fax gestuurd naar de inrichting met daarin het verzoek om meer informatie over het lopende onderzoek te geven. Daar is niet op gereageerd door de inrichting.

Naast de ordemaatregel is er ook cameratoezicht opgelegd en moest klager een scheurhemd dragen. Hierover is overleg geweest met de gedragsdeskundige. Het is onduidelijk wie deze gedragsdeskundige is. Het is in ieder geval niet besproken met de psychiater die klager behandelt. Het cameratoezicht is enkele dagen later niet meer toegepast, omdat de behandelaar van klager dit niet meer noodzakelijk achtte.

Vervolgens is de ordemaatregel met veertien dagen verlengd. Het is niet duidelijk op basis waarvan dit is besloten. Klager heeft de ordemaatregel elders moeten uitzitten, namelijk op de BPG-afdeling. Dit is een strenger regime dan waar hij eerst verbleef.

Klager heeft de gevonden Bosatlas geleend in de bibliotheek, om daarmee zijn vader te kunnen volgen. Zijn vader is vrachtwagenchauffeur en houdt klager op de hoogte van de routes die hij rijdt. Met klager is verder niet besproken dat er ook aan elkaar geknoopte veters zouden zijn gevonden en een tandenborstel waar een steekwapen van gemaakt zou zijn. Ook is niet met klager besproken dat andere gedetineerden gezegd zouden hebben dat klager wilde vluchten.

Het vermoeden dat er sprake was van een vluchtpoging, heeft veel media-aandacht gegenereerd. Klager wilde daarom zijn advocaat op zaterdag bellen, maar dat werd hem niet toegestaan. Er bestond op dat moment een dringende noodzaak om contact te hebben met zijn advocaat. Klager heeft tweemaal verzocht om met zijn advocaat te bellen.

Standpunt van de directeur

Voordat aan klager een ordemaatregel is opgelegd, met toepassing van het cameratoezicht, is uitgebreid overleg geweest met klagers behandelaar. Er is uitgelegd dat er signalen waren binnengekomen dat klager betrokken zou zijn bij de voorbereiding van een poging tot ontvluchting van de inrichting. Naar aanleiding van dit gesprek met de behandelaar, waarin is gesproken over het suïcidegevaar, is besloten om aan klager een ordemaatregel met cameratoezicht op te leggen. Cameratoezicht is opgelegd om de veiligheid van klager te waarborgen. Enige tijd later heeft er weer een gesprek plaatsgevonden, waarin de noodzaak van het cameratoezicht is geëvalueerd. Tijdens dit gesprek is kenbaar gemaakt dat dit niet meer noodzakelijk was. Toen is het cameratoezicht ook beëindigd. In het verweerschrift staat dat er overleg is geweest met ‘een gedragsdeskundige’. Daarmee wordt gedoeld op klagers behandelaar en zijn psychiater.

Er zijn serieuze signalen binnengekomen dat klager samen met een andere gedetineerde bezig was met het voorbereiden van een vluchtpoging. Klager verbleef in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC), op een afdeling met in totaal zes gedetineerden. Het onderzoek heeft meer dan één dag in beslag genomen. Er zijn meerdere cellen doorzocht, er is uitgebreid onderzoek gedaan op het terrein, er is gegraven, er zijn telefoongesprekken uitgeluisterd en er zijn medegedetineerden gehoord. Deze onderzoekshandelingen hebben in totaal veertien dagen geduurd.

Er hebben twee gesprekken met klager plaatsgevonden. In het eerste gesprek is aan klager medegedeeld dat er een ordemaatregel aan hem is opgelegd. Ook is de reden van plaatsing kenbaar gemaakt tijdens dit gesprek. Het tweede gesprek heeft plaatsgevonden nadat er goederen waren aangetroffen.

Op een cel van een medegedetineerde is een kaart van de omgeving van de penitentiaire inrichting aangetroffen, terwijl klager deze bij de bibliotheek heeft geleend. Dit was geen Bosatlas, zoals klager nu aanvoert. Verder is er een steekwapen gevonden. Deze was gemaakt van een tandenborstel. Bij klager op cel is ook aan elkaar geknoopt touw aangetroffen en er zijn in de tuin tie-wraps gevonden.

Er is veel overleg geweest over hoe de inrichting met deze omstandigheden moest omgaan. Het ging om een serieus signaal en het ging om gedetineerden die beiden vaak in de media zijn geweest. Er is niet alleen overleg geweest met collega’s van de PI Vught, maar ook met de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) en een veiligheidsmedewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).

Klager heeft de mogelijkheid om drie keer per week, tien minuten te bellen. Dat is meer dan de wet voorschrijft. Hij vroeg op zaterdag, toen hij alle belminuten had verbruikt, of hij mocht bellen. Het personeel vertelde klager dat hij volgende week weer de mogelijkheid had om te bellen. Klager heeft niet gezegd dat er sprake was van een noodzaak om te bellen. 

 

3. De beoordeling

Het opleggen van de ordemaatregel, ingaande op 16 april 2020 (beklag onder a.)

Aan klager is een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd, omdat er signalen waren dat klager betrokken zou zijn bij een voorbereiding tot ontvluchting van de penitentiaire inrichting. Namens klager is aangevoerd dat klager onvoldoende is geïnformeerd, zowel voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel als tijdens de tenuitvoerlegging ervan. Ook is aangevoerd dat de noodzaak ná de eerste dag van de tenuitvoerlegging niet meer bestond.

In de bestreden beslissing is opgenomen dat klager voorafgaand aan het opleggen van een ordemaatregel is gehoord. Aan klager is medegedeeld – en dat is ter zitting in beroep bevestigd door de directeur – dat er serieuze signalen waren dat klager betrokken was bij een poging tot ontvluchting van de penitentiaire inrichting en dat er om die reden nader onderzoek was ingesteld. Deze omstandigheden geven voldoende grondslag om aan klager de ordemaatregel op te leggen. De directeur was in dit geval niet verplicht om gedetailleerd uiteen te zetten richting klager waar die signalen uit bestonden en hoe dit onderzoek plaatsvond. De directeur heeft eveneens ter zitting aangevoerd dat over een periode van veertien dagen onderzoekshandelingen hebben plaatsgevonden. Deze handelingen bestonden onder meer uit doorzoeking van cellen (van onder meer klager en een medegedetineerde), onderzoek op het terrein, het uitluisteren van telefoongesprekken en het horen van medegedetineerden. Hoewel de directeur niet verplicht was en is om de resultaten van dit onderzoek kenbaar te maken aan klager, is klager door de directeur wel geïnformeerd over de aangetroffen voorwerpen.

Verder wordt namens klager aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat er de noodzaak bestond om tijdens de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel cameratoezicht toe te passen. De directeur heeft, in aanvulling op het verweerschrift, ter zitting aangevoerd dat overleg is geweest met ‘een gedragsdeskundige’. Hiermee is bedoeld klagers behandelaar en zijn psychiater. Het opleggen van cameratoezicht werd noodzakelijk geacht, omdat niet kon worden uitgesloten dat klager zich, vanwege zijn impulsiviteit en lange detentie, zou suïcideren.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel, gelet op hetgeen door de directeur naar voren is gebracht en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De directeur heeft genoegzaam uiteengezet dat het onderzoek veertien dagen in beslag heeft genomen en dat oplegging van de ordemaatregel noodzakelijk was. Klager is voorafgaand aan de beslissing gehoord en aan hem is kenbaar gemaakt waarom de ordemaatregel werd opgelegd, waarmee klager afdoende is geïnformeerd. Ten aanzien van de beslissing om cameratoezicht toe te passen, oordeelt de beroepscommissie dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager, de noodzakelijkheid daarvan voldoende is gebleken.

De tenuitvoerlegging van de ordemaatregel op de afdeling BPG (beklag onder b.)

In de beslissing is opgenomen dat de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel in het PPC op ernstige bezwaren stuit. Deze beslissing is genomen nadat de directeur overleg heeft gehad met collega’s van de inrichting en een veiligheidsmedewerker van DJI. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden met een gedragsdeskundige. Ook de gedragsdeskundige heeft geadviseerd om de tenuitvoerlegging elders te laten plaatsvinden, gezien de persoonlijke omstandigheden van klager. Ten slotte is overleg geweest met de Minister en is klager in overeenstemming met de Minister overgeplaatst.

Omdat klager op een kleine afdeling verbleef, en voorkomen moest worden dat het onderzoek gefrustreerd werd doordat klager met andere medegedetineerden kon praten, is besloten om, mede gelet op het advies van de gedragsdeskundige, de tenuitvoerlegging plaats te laten vinden op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) in de PI Vught. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan deze beslissing, gelet op alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De directeur heeft voldoende gemotiveerd waarom het noodzakelijk was dat de tenuitvoerlegging elders plaatsvond.

Het verplicht moeten dragen van een scheurpak (beklag onder c.)

Tijdens de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel, is klager verplicht om een scheurhemd te dragen. In het verweerschrift staat dat de kans reëel was dat klager zich zou suïcideren. Bij beoordeling van deze kans is mede acht geslagen op het advies van de gedragsdeskundigen (klagers behandelaar en klagers psychiater). De directeur heeft daarop volgens protocol besloten dat klager tijdens de tenuitvoerlegging een scheurhemd moest dragen. Dit kledingstuk kan niet in repen worden gescheurd, zodat het niet gebruikt kan worden om suïcide te plegen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de beslissing om klager een scheurhemd te laten dragen, voldoende gemotiveerd door de directeur en kan dan ook, gelet op alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Verlenging van de ordemaatregel, ingaande 30 april 2020 (beklag onder d.)

De ordemaatregel van 16 april 2020 (beklag onder a.) is verlengd met veertien dagen. De directeur heeft ter zitting aangegeven dat er in de cel van een medegedetineerde een kaart van de omgeving is aangetroffen, die klager bij de bibliotheek had geleend. Verder is er een steekwapen, gemaakt van een tandenborstel, aangetroffen en bij klager op cel zijn er geknoopte touwtjes en in de tuin tie-wraps gevonden. Naar aanleiding van het onderzoek is geconcludeerd dat klager niet langer kon verblijven in het PCC en is klager overgeplaatst naar de afdeling BPG in de PI Vught. Ook de verlenging van de ordemaatregel is tenuitvoergelegd op de afdeling BPG. Om de verdere detentieroute van klager te bepalen, is besloten de ordemaatregel te verlengen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende gemotiveerd waarom de ordemaatregel is verlengd. De beslissing van de directeur kan, ook gelet op de alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Het niet mogen bellen met de raadsman (beklag onder e.)

Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft klager het recht om ten minste eenmaal per week op de in de huisregels vastgestelde tijden gedurende tien minuten één of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Pbw, dient de gedetineerde, kort gezegd en onder meer, in staat te worden gesteld met zijn advocaat telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen, komt de directeur bij het vaststellen van de noodzaak van telefonisch contact van de gedetineerde met diens advocaat slechts een marginale toetsingsbevoegdheid toe. Van de gedetineerde mag wel verlangd worden dat hij, indien daartoe in redelijkheid aanleiding bestaat, een toelichting geeft om de noodzaak van het telefonisch contact met zijn advocaat aannemelijk te maken (RSJ 5 maart 2010, 09/2956/GA).

Uit de (schriftelijke) inlichtingen van de directeur volgt dat klager de beschikbare belminuten – drie belbeurten van tien minuten per week – al had verbruikt. In die week, op zaterdag, heeft klager gevraagd of hij mocht bellen met zijn advocaat. Niet gebleken is dat klager bij zijn verzoek te kennen heeft gegeven dat en waarom er sprake was van een noodzaak om met zijn advocaat te bellen. Gelet hierop kon de directeur in redelijkheid, en marginaal toetsend, tot het oordeel komen dat het bestaan van de noodzaak voor klager om – buiten de reguliere beltijd om telefonisch contact te hebben met zijn advocaat – niet aannemelijk was.

Conclusie

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag onder a., b., c., d. en e. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a., b., c., d. en e. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 11 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. M.F.A van Pelt en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven