Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21014/TB, 5 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21014/TB

               

Betreft [klager]

Datum 5 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft op 25 maart 2021 een verzoek gedaan tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal.

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 15 april 2021 afgewezen.

 

Klagers raadsvrouw, mr. W.C. Alberts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 24 september 2021. […], werkzaam bij de Dienst Individuele Zaken, alsmede […], sociotherapeut bij FPC Dr. S. van Mesdag, waren als toehoorder aanwezig.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het gaat niet goed met klager. Klager verblijft al sinds 10 mei 2021 in afzondering. Hierdoor brengt hij 23 uur per dag op zijn cel door. Sinds 8 januari 2021 heeft klager geen therapie gehad. Er vindt geen behandeling plaats en het lijkt er ook niet op dat dit binnenkort gaat veranderen. Klager zit in afzondering vanwege verschillende incidenten die hebben plaatsgevonden. De instelling is van mening dat klager op een EVBG-afdeling dient te verblijven en hij heeft een voorlopige EVBG-status gekregen. Met deze status kan hij ook in FPC De Kijvelanden worden geplaatst. FPC Dr. S. van Mesdag is van mening dat klager ook bij hen op de EVBG-afdeling kan worden geplaatst. Hierop wordt aangestuurd, zodat de behandeling niet wordt doorkruist. Klager wil niet in FPC Dr. S. van Mesdag verblijven, omdat er geen sprake is van behandeling of vertrouwen. Door de instelling wordt niet meegewerkt aan een overplaatsing, omdat er volgens de instelling nog sprake is van behandeling. Klagers kamer wordt elke dag gecontroleerd. Klager wenst graag te worden overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden, zodat hij dichter in de buurt van zijn moeder kan verblijven. Klagers moeder is vanwege haar ziekte niet goed in staat om bij klager op bezoek te komen. Klager heeft haar voor het laatst gezien op de verlengingszitting van de tbs-maatregel in Amsterdam. Klager heeft veel telefonisch contact met haar. Klager slikt momenteel medicatie. Deze medicatie maakt klager erg sloom en heel rustig. Voorheen was klager ook bezig met sporten, maar nu wil hij alleen nog maar slapen.

 

Klager stond – alvorens hij in de FPC Dr. S. van Mesdag werd geplaatst – op de wachtlijst voor plaatsing in FPC De Kijvelanden. Omdat hij niet binnen de passantentermijn in FPC De Kijvelanden kon worden geplaatst, is hij in de FPC Dr. S. van Mesdag geplaatst. Klager hecht groot belang aan het kunnen ontvangen van bezoek van zijn moeder. Klager ervaart stress omdat hij in een uitzichtloze situatie zit. Het belang van klager bij overplaatsing weegt zwaarder dan de wachttijd voor plaatsing in FPC De Kijvelanden. De behandeling van de tbs-maatregel duurt zo onnodig lang voort.

 

Standpunt van verweerder

Tegen de plaatsing van klager in FPC Dr. S. van Mesdag is indertijd beroep ingesteld. Dit beroep is door de beroepscommissie ongegrond verklaard. De instelling heeft aangegeven dat zij geen behandelinhoudelijke redenen ziet voor overplaatsing van klager. De behandeling van klager is de afgelopen periode moeizaam verlopen, maar er zijn nog wel voldoende aanknopingspunten voor behandeling. De instelling tracht toe te werken naar samenwerking en overeenstemming over het medicamenteuze beleid en naar plaatsing op een behandelunit die past bij zijn problematiek. Van daaruit kan dan de behandeling van zijn problematiek worden vervolgd. De instelling ziet niet in hoe het in klagers buurt hebben van zijn moeder de behandeling zou versnellen of verbeteren. Ten aanzien van het netwerkcontact geeft de instelling aan dat klagers moeder de Nederlandse taal nauwelijks machtig is en geen zicht heeft op de TBS-maatregel en wat de behandeling van haar zoon betekent. De Basis Netwerk Analyse is in een afrondende fase en klagers moeder zal worden bezocht door de forensische systeemwerker en een tolk zodra de RIVM maatregelen het toelaten. Dan zal blijken hoe klagers moeder bij de behandeling kan worden betrokken. Klager heeft regelmatig telefonisch contact met zijn moeder.

Uit recente informatie van FPC Dr. S. van Mesdag is vernomen dat er meerdere incidenten zijn geweest en dat de indruk is dat deze misschien door klager worden ingezet om het verzoek om overplaatsing kracht bij te zetten. Bij één van de incidenten, het binnenbrengen van een telefoon in de instelling, bleek klagers moeder een rol te hebben gespeeld. Klager krijgt momenteel medicatie en hij is rustiger. Klager neemt de clozapine trouw in, in combinatie met de intensieve begeleiding en de afzonderingsmaatregel lijkt het nu beter te gaan met klager. Onbekend is welke behandeling klager momenteel krijgt. Er is een voorlopige EVBG-status toegekend aan klager. De instelling hoopt met deze status op een stabiel verloop van de klagers behandeling. Met deze status kan klager worden geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag, FPC De Kijvelanden of in CTP Veldzicht. Onbekend is waar het eerste plek is voor hem.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

 

Klager verblijft op dit moment in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden, omdat geen sprake is van een behandeling en hij graag dichter in de buurt van zijn moeder wil verblijven.

 

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

 

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

 

Uit de stukken volgt dat door Van Mesdag is aangegeven dat de behandeling moeizaam is verlopen, maar dat er nog wel aanknopingspunten voor behandeling zijn. De instelling tracht toe te werken naar samenwerking en overeenstemming over het medicamenteuze beleid en naar plaatsing op een behandelunit die past bij zijn problematiek. Van daaruit kan dan de behandeling van zijn problematiek worden vervolgd. Het behandelteam heeft de indruk dat er langzaamaan meer ruimte bij klager ontstaat om de samenwerking en behandeling aan te gaan. Overplaatsing zou deze positieve ontwikkeling tenietdoen. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij sinds januari 2021 geen therapieën krijgt en dat hij, sinds 10 mei 2021, in afzondering verblijft en dat er geen behandeling plaatsvindt.

 

De beroepscommissie constateert dat, hoewel de instelling hierover niet spreekt, sprake lijkt te zijn van een behandelimpasse. Klager volgt volgens zijn verklaring sinds januari 2021 geen therapie meer en bevindt zich al sinds 10 mei 2021 in een afzonderingscel waarbij hij 23 uur per dag op zijn cel doorbrengt. Door de instelling is aangegeven dat overplaatsing naar een instelling elders slechts tot een vertraging van het behandeltraject zal leiden. De beroepscommissie constateert echter dat niet is gebleken dat behoudens het innemen van medicatie een behandeling heeft plaatsgevonden. Onduidelijk is gebleven in hoeverre de in mei 2021 door Van Mesdag uitgesproken verwachting inzake aanknopingspunten voor behandeling van klager ertoe heeft geleid dat een behandeltraject van klager tot stand is gekomen. Op welke wijze het behandeltraject op dit moment dan ook nog vertraagd kan worden is niet duidelijk geworden. De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de huidige situatie binnen afzienbare termijn zal verbeteren en acht de beslissing van verweerder, onder meer ter onderbouwing inhoudend dat een overplaatsing vanuit behandeloogpunt niet is aangewezen, dan ook onvoldoende gemotiveerd.

 

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van een maand na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van een maand na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 5 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven