Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22547/GB, 10 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22547/GB

              

Betreft [Klager]

Datum 10 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 22 juli 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 15 juni 2019 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een aan hem in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek, wegens medeplegen poging tot doodslag. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 26 september 2022.

Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021 is de BBI als zodanig verdwenen. In plaats daarvan is de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) gekomen. Op klagers verzoek is door verweerder ná 1 juli 2021 beslist, waardoor het verzoek is aangemerkt als een verzoek tot plaatsing in een BBA. Nu voor een plaatsing in een BBA andere criteria gelden dan die voor een plaatsing in de BBI, dient een dergelijk verzoek te worden getoetst aan de criteria die aldus daarvoor vanaf 1 juli 2021 gelden, waaronder het strafrestant.

Uit artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden volgt dat voor een plaatsing in een BBA uitsluitend gedetineerden in aanmerking komen aan wie re-integratieverlof voor extramurale arbeid, zoals bedoeld in artikel 20a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, is verleend. In artikel 20ab, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is in dat kader bepaald dat het re-integratieverlof voor extramurale arbeid op zijn vroegst kan worden verleend bij een gevangenisstraf langer dan zes maanden en gedurende ten hoogste een zesde deel van de opgelegde straf, voorafgaand aan het moment waarop de gedetineerde in aanmerking kan komen voor de (voorwaardelijke) invrijheidstelling.

Gelet op de fictieve einddatum van klagers detentie (in het kader van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling) en op voornoemde wet- en regelgeving, komt klager pas per 26 november 2021 in aanmerking voor een plaatsing in een BBA. De bestreden beslissing is daarom juist. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 10 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven