Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22394/GA, 26 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:26-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/22394/GA

            

Betreft [Klager]

Datum 26 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de Penitentiaire Inrichting Vught (hierna: de directeur) heeft op 21 juli 2021 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. N.M.E. Verpaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de beslissing tot a-dwangbehandeling.

Standpunt van de directeur

Door en namens klager zijn er geen gronden aangevoerd. Het verzoek is dan ook primair om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en subsidiair om het beroep ongegrond te verklaren.

 

3. De beoordeling

Het indienen van gronden

Met de directeur constateert de beroepscommissie dat enkel een pro forma beroepschrift is ingediend, waarin de gronden van het beroep ontbreken. Door de raadsvrouw zijn geen nadere gronden aangevoerd. De directeur verzoekt (daarom en primair) in zijn reactie op het beroepschrift het beroep van klager niet-ontvankelijk te verklaren.

In artikel 72, derde lid, van de Pbw is bepaald dat tegen de beslissing als bedoeld in het eerste lid van artikel 46e van de Pbw rechtstreeks beroep bij de Raad kan worden ingesteld. De Pbw alsook de wetsgeschiedenis bieden geen aanknopingspunten dat vereist is dat een beroepschrift betreffende de start van een a-dwangbehandeling met redenen omkleed dient te zijn. De beroepscommissie zal de zaak dan ook inhoudelijk behandelen.  

Inhoudelijk

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een psychotisch toestandsbeeld. Enerzijds gekenmerkt door positieve symptomen blijkend uit (vermoeden op) hallucinaties en paranoïde waanvorming met beïnvloedingsideeën, en anderzijds door negatieve symptomen blijkend uit onder meer emotionele vervlakking, terugtrekgedrag en verwaarlozing. Aanvankelijk werd vanwege het cannabisgebruik buiten detentie een drugsgeïnduceerd psychotisch beeld vermoed, maar vanwege de persisterende psychotische symptomen (ondanks het niet meer gebruiken van middelen) wordt er nu gedacht aan een primair psychotische stoornis, meer specifiek een eerste psychotische episode in het kader van schizofrenie.

Binnen de inrichting hebben zich meerdere zorgelijke situaties voorgedaan. Klager heeft zich agressief en bedreigend richting anderen, onder wie het personeel, opgesteld. Ook is klager agressief ‘tegen materiaal’. Klager geeft nauwelijks openheid over zijn belevingswereld, waardoor hij moeilijker voorspelbaar is, en het risico daarom nu mogelijk zelfs onderschat wordt. Niet ondenkbaar is dat klager met zijn handelen ook agressie over zichzelf zal afroepen. Tot slot bestaan er zorgen over klagers zelfzorg en de gevolgen hiervoor voor zijn somatische conditie, zeker gezien het feit dat klager volgens het afdelingspersoneel een vermagerde en grauwe indruk maakt. Er zou sprake kunnen zijn van snelle maatschappelijke teloorgang, gezien het feit dat klager momenteel niet het cognitieve vermogen lijkt te hebben om adequaat op diverse levensgebieden te functioneren.

Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn er geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke behandeling dan behandeling met een effectief en adequaat gedoseerd antipsychoticum. Afzondering of een individueel programma worden bij klager niet als doelmatige interventies gezien om het psychotisch beeld te verminderen. Klager staat niet open voor welke vorm van behandeling dan ook, waardoor de psychologische behandeling nu geen kans van slagen heeft. Er zijn meerdere gesprekken met klager gevoerd over het belang van medicatie. Ondanks dat weigert klager (meerdere malen) deze medicatie in te nemen.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 26 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven