Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2277/GV, 17 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2277/GV

betreft: [klager] datum: 17 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 6 augustus 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klaagster heeft aangevoerd dat haar verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft zij als volgt toegelicht. Klaagster heeft drie kinderen. Twee uit haar eerste huwelijk en één uit haar huidige huwelijk. De
kinderen zijn twintig, veertien en vijf jaar oud. De twee oudste kinderen wonen bij haar ex-man en de jongste bij haar schoonmoeder. De jongste staat onder toezicht van Jeugdzorg omdat klaagsters echtgenoot ook gedetineerd is. De kinderen zien elkaar
niet omdat de verstandhouding tussen haar ex-man en haar schoonmoeder niet goed is. Klaagsters oudste zoon mag niet deelnemen aan het moeder-kind bezoek omdat dat voor kinderen tot zestien jaar is. Hij heeft geen rijbewijs en werkt de hele week. In het
weekend is er geen bezoek. Hij kan klaagster gewoon niet bezoeken en dit kan hij niet aan. Klaagsters schoonmoeder staat niet toe dat haar zoon van vijf jaar oud haar alleen of met anderen bezoekt. Hij wil haar ook niet zonder klaagsters schoonmoeder
bezoeken. Klaagster is een goede moeder, die het beste voor haar kinderen wil, en is nooit eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Zij en haar man zijn onschuldig. Zij is in Zweden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar vanwege
een kilo drugs. Zij is nu twee jaar gedetineerd en uitgeleverd aan Nederland toen daar een nieuwe rechtszaak begon. Klaagsters dochter zit nog op school en niemand kan haar naar het bezoek brengen. Klaagsters zoon is ziek. Het gaat niet goed met de
kinderen. Zij moeten gewoon samen komen zodat klaagster met ze kan praten. Haar schoonmoeder is bereid om de drie kinderen bij haar thuis samen te laten komen met klaagster erbij, desnoods met bewaking erbij. Klaagster vraagt lleen maar een paar uur om
haar kinderen te kunnen helpen. Er is geen andere oplossing.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster is van mening dat zij de problematiek van haar kinderen in een gesprek van drie uur op een bepaalde locatie, maar niet in de inrichting, zou kunnen verlichten. Haar kinderen zouden volgens klaagster psychische problemen hebben omdat ze hun
moeder erg zouden missen. De directeur van de inrichting heeft klaagster op de hoogte gebracht van de regelgeving. Klaagster heeft als ontslagdatum 3 februari 2012. Het verzoek is afgewezen omdat de mogelijkheid bestaat om het verzoek van klaagster uit
te voeren in de inrichting. Tevens is er de mogelijkheid tot het aanvragen van extra bezoek, mocht dit noodzakelijk zijn. Klaagster kan haar kinderen naar de inrichting laten komen om de problematiek met haar kinderen te bespreken, hetgeen tevens onder
begeleiding van de hulpverlening kan geschieden.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 februari 2012.

Uit artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer, die nader zijn omschreven in artikel 24 tot en met
31 van de Regeling.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het door klaagster aangevoerde geen noodzaak volgt om haar op dit moment incidenteel verlof te verlenen. Niet vast is komen staan dat het door klaagster gewenste gesprek met haar kinderen niet binnen de
inrichting zou kunnen plaatsvinden. De selectiefunctionaris noemt daarbij de mogelijkheid voor het aanvragen van extra bezoek, indien dit noodzakelijk zou zijn. Gelet op het hiervoor overwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende
beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven