Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8148/GA, 31 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8148/GA    

           

Betreft [Klager]

Datum 31 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij stelselmatig wordt gefouilleerd.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg heeft op

14 september 2020 het beklag ongegrond verklaard (MB-2020-000243). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. O.J. Much, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman gehoord op de digitale zitting van

15 juli 2021. De directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) is niet op de zitting verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft een ijzeren plaat in zijn arm, als gevolg waarvan hij niet piepvrij door de detectiepoortjes kan. Dit is bekend in de PI Middelburg en hij heeft daarvoor ook een pasje gekregen. Hij is in de PI Middelburg desondanks stelselmatig gefouilleerd. Bij het toepassen van stelselmatige fouillering dient volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie van de RSJ maandelijks een schriftelijke belangenafweging te worden gemaakt. Uit de beslissing van de directeur blijkt niet dat hiervan sprake is geweest.

De beklagcommissie is van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan door te overwegen dat een belangenafweging niet noodzakelijk is, omdat geen sprake is van veranderende omstandigheden zoals het geval is bij gedetineerden die op een lijst voor gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico (GVM-lijst) staan. Ook in het geval van klager had maandelijks een (schriftelijke) belangenafwegingen dienen plaats te vinden, nu hij stelselmatig is gefouilleerd. Dat geldt temeer nu hij wordt gefouilleerd op momenten dat hij daarvoor niet in contact is geweest met mensen van buiten de PI, zoals bijvoorbeeld bezoek, maar juist na de arbeid, sport of nadat hij bij de bibliotheek of geestelijk verzorger is geweest. Zelfs als hij tijdens de arbeid (op de afdeling) naar het toilet ging, werd hij gefouilleerd, terwijl hij niet met gereedschap – enkel met plakband – werkte. Dit komt neer op ongeveer dertig keer per week fouilleren. Klager is van onbesproken gedrag en de risicotaxatie is zeer laag. Het vele fouilleren heeft emotionele schade aangericht en veel stress opgeleverd.  

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet (nader) toegelicht.

 

3. De beoordeling

Vaststaat dat klager als gevolg van een ijzeren plaat in zijn arm niet piepvrij door de detectiepoortjes in de inrichting kan. Als gevolg daarvan werd klager op de momenten dat gedetineerden normaal gesproken door de detectiepoortjes moeten, in plaats daarvan gefouilleerd. Klager heeft – onweersproken – gesteld dat hij gemiddeld dertig keer per week werd gefouilleerd en dat dit stelselmatig gebeurde.

De directeur is op grond van artikel 29, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) bevoegd om een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken (fouilleren).

Bij het beoordelen van de noodzaak om een gedetineerde te fouilleren zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Pbw is onder meer van belang of is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit: kan de beoogde handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting op een andere, minder ingrijpende wijze worden bereikt? Het (stelselmatig) fouilleren van klager, die als gevolg van een medische aandoening niet piepvrij de detectiepoortjes kan passeren, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet zonder meer als een redelijk alternatief voor het onderzoek met de detectiepoortjes worden aangemerkt. Nu niet is gebleken dat de directeur alternatieven voor deze voor klager zeer ingrijpende wijze van onderzoek heeft overwogen, heeft de directeur ook niet in redelijkheid kunnen beslissen klager stelselmatig aan de fouilleringen te onderwerpen. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing – het stelselmatig fouilleren van klager gedurende een periode van enkele maanden – niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €75,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.

 

Deze uitspraak is op 31 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. E. Dinjens, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door

Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven